27 NOVEMBER 1964. 764 De heer GIELEN spijt het dat de wethouder namens burgemees ter en wethouders het onaanvaardbare van zijn gedachten heeft uit gesproken. Hij wil nog afstappen van zijn expansie gedachten van de industrie waarover hij gesproken heeft en als gevolg waarvan on- verbiddellijk te verwachten is dat de opbrengsten ook voor het jaar 1965 weer hoger zullen zijn dan thans geraamd wordt. Spreker wenst echter wel aan de 60. 000, - vast te houden van het eerste jaar. Evenzeer kan hij zich voorstellen dat moeilijk terug gegrepen kan worden op saldi-reserve van vorige jaren. Hij is de mening toegedaan dat hier gesproken kan worden over een typisch uitzonderingsgeval nl. het opleggen van een heffing zonder over voldoende gegevens te beschikken. De beschikbare gegevens waren in totaliteit onvoldoende, er ontbrak een onbekende en de oriënta tie was niet afdoende geweest. Het is iedereen toch bekend, zo zegt spreker, dat de industrie niet alleen water koopt, doch ook zelf wa ter uit de grond haalt. Burgemeester en wethouders hadden slechts bij 2 of 3 industrieën behoeven te informeren om te weten te komen dat het geproduceer de eigen water zeker even groot en wellicht nog groter is dan de van derden betrokken hoeveelheden. Spreker zou het een grote teleurstelling vinden wanneer zijn twee de voorstel om slechts een verhoging van 1 cent toe te passen door burgemeester en wethouders niet werd gevolgd. De tweede cent is dan te putten uit de bij vergissing in 1963 van de industrie verkre gen 60. 000, -. Indien burgemeester en wethouders zijn gedachten niet volgen dan verzoekt hij de voorzitter de raadsleden te vragen of zij zijn voor stel om de heffing van 4 cent op 5 cent per kubieke meter te bren gen steunen. De heer VAN CAULIL gelooft dat hij thans voor de eerste maal in de raad gehoord heeft dat een kostprijs geen rol speelt. Bij alle voorstellen van burgemeester en wethouders over tarieven van gas, licht en water, ophalen van vuilnis enz. komt de kostprijs om de hoek kijken. Wellicht zijn zijn woorden verkeerd begrepen. Er is bij hem geen sprake geweest van een tarief dat kostprijsdekkend zou moeten zijn, doch men zou de kostprijs moeten weten alvorens een tarief op te gaan bouwen. Of dit tarief nu 1 of 100% van de kostprijs uitmaakt, doet niet ter zake. Spreker blijft van mening dat voor de opbouw van een tarief, slechts de kostprijs de enige goede basis is. De heer BROEDERS vindt het bijzonder jammer dat de heer Gielen de expansie gedachte heeft laten vallen. De wethouder heeft wel iswaar gezegd dat het een simpele gedachte is, doch deze simpele veronderstelling heeft hem toch wel aangesproken. Op pagina 12 van de memorie van toelichting heeft spreker gelezen dat de op brengst van het rioolrecht bij een heffing van 4 cent per kubieke meter te ramen is op 180. 000, -.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 764