27 NOVEMBER 1964, 766 Wethouder Meijs heeft getracht aan spreker te leren hoe hij een kostprijsberekening moet maken. Hij kan de wethouder wel medede len, dat hij dit kent, omdat hij dit geleerd heeft. De watertarief behoort bij de productiekosten en is dus een kostprijsfactor. Indien je hiermedein Den Haag aankomt, zo zegt spreker, dan krijgt men nul op het request. Want het is veel te weinig per eenheid van pro- dukt. Bij spreker dus dat ene domme flesje, bij anderen dat ene reepje of dat ene klosje garen. Een cent verhoging wordt derhalve in Den Haag niet toegestaan en komt derhalve ten laste van de eigen ver meende winst. Dit noemt spreker het irreële dat een kleine groep hierop deze wijze wordt belast. Rond kijkend in de omgeving van Breda dan zegt spreker: "Ik ga verhuizen". De heer VIS merkt op dat de raad gedwongen is een sluitende begroting op te stellen, In de begroting 1965 zat een vrij groot gat en op verschillende manieren is dit gat gedicht. Bij deze dichting zal men een paar onsympathieke maatregelen moeten nemen. Thans kan de raad zoveel kostprijs berekenen als hij wenst, maar spreker dacht dat de redenering die burgemeester en wethouders heb ben gevolgd een andere is. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat de lasten die gelegd zijn op kleine vervuilers naarver- houding hoger zijn dan bij de grote en dat dientengevolge hier nog een mogelijkheid was om te komen tot een verhoging. Deze ver hoging is dus voorgesteld en daarbij heeft spreker in zijn algemene beschouwingen reeds een vraagteken gezet, omdat hij het zo moei lijk vindt om die twee belangen af te wegen. Het zijn twee ver schillende grootheden. Uiteraard zijn er grenzen aan de tariefsverhogingen. Hij gelooft niet dat van jaar op jaar voortgegaan moet worden met deze tariefs verhogingen en daarom heeft hij dan ook uitdrukkelijk verzocht om dit nu de laatste verhoging te doen zijn. Hij kan zich voorstellen dat geen enkel college van burgemeester en wethouders dit zou dur ven verklaren, maar hij heeft met nadruk gevraagd om voorlopig enige rust. Spreker gelooft dat dit een reële vraag is, gezien ook in het licht van de gehele financiële situatie. Spreker zou daarom deze vraag thans nadrukkelijk willen herhalen en hij moet erbij zeggen, dat hij bijzonder veel sympathie heeft voor het voorstel dat de heer Gielen heeft gedaan; maar het over brengen van 60. 000, - van vorige opbrengsten naar de begroting 1965 acht hi] niet mogelijk. Eveneens noemt hij de oplossing die de heer Broeders aan de hand gedaan heeft niet gelukkig. Een risico nemen van 37. 000, - om dit dan eventueel op de saldi-reserve te verhalen kan hem niet en thousiast stemmen. Hij blijft bij zijn uitdrukkelijke vraag om voorlopig enige rust in deze materie te betrachten. Hij acht dit een redelijk verzoek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 766