27 NOVEMBER 1964.
788
Al wordt in de algemene beschouwingen de stadsschouwburg sober
genoemd met een ingepaste ruimte voor het stadhuis, toch wil hij
niet nalaten zijn bedenkingen tegen dit plan te uiten.
Het klinkt zo'n beetje alsof Breda een schouwburg gaat bouwen
omdat een soort foyer of wandelgang bij het stadhuis zo prettig is.
De stadsschouwburg en het stadhuis zouden als het ware een mas
saal object worden, een architectonische totaliteit met symme
trisch de toneeltoren en administratieruimten. In de informele
raadsvergadering heeft hij zijn mening reeds uitgesproken dat het
2 bouwprojecten zijn met een verbindingsgang.
Naar zijn mening zou de schouwburg in zijn nieuwe opzet voor X
jaren in de ijskast kunnen verdwijnen.
Ofschoon hij zich beraden heeft over wat er wel zou moeten ko
men zou dit bij de behandeling van de cultuurnota besproken kun
nen worden. Aangezien door burgemeester en wethouders is ge
steld dat de investeringsnota bij de verschillende hoofdstukken dient
te worden besproken wil hij in dit verband een vraagteken stellen
bij punt B ad 9 van deze nota en waarbij een bedrag van 34.000,-
in 1965 nodig wordt geoordeeld voor de schouwburgplannen.
Spreker is van mening dat over 10 of 12 jaar de opvattingen over
een schouwburg wellicht heel anders zijndande huidige. Hij heeft
deze stelling destijds bij de behandeling van het krediet om een
ingenieursbureau in Tilburg nadere onderzoekingen in deze te la
ten doen reeds geponeerd. Grotere schouwburggebouwen raken
steeds meer in onbruik. Wanneer er iets nieuws moet komen, dan
zal dit in de zin van de kleine zaal in Eindhoven met zijn expe
rimenteermogelijkheden moeten zijn.
Spreker kwam een paar gevallen ter ore waarbij op niet verant
woorde wijze met de gemeentelijke subsidie wordt omgesprongen.
Een voorbeeld hiervan is geen cultuur, doch wordt wel geboekt
onder paragraaf 16 van dit hoofdstuk nl. de kwestie vanhettennis-
park "De Mark".
Hierbij moet het toch dwaas genoemd worden dat dit tennispark
een dergelijke differentiatie heeft tussen uitgaven en inkomsten.
In de culturele sector zijn er feitelijke omstandigheden die duide
lijk enerzijds door particulier beheer veel waardering verdienen
door de gratis aan de gemeenschap geboden inspanning, die men
zich getroost, maar anderzijds komt toch nog een zeker optreden
van sommige besturen door een graad van onkunde of een gebrek
aan bescheidenheid te voorschijn, bv. een overschatting van eigen
vermogen en propaganda te maken voor eigen opgezette uitvoe
ringen, zodat dan in die amateursector interne ruzies en verwijten
bijna niet te vermijden zijn. Hij denkt bv. aan de enorme kosten
voor opera amateuruitvoeringen. De leden van de C. W. G. doet
dit wel eens wat griezelig aan.
Spreker noemt nog een ander zeer recent voorbeeld. Een aankoop
beleid waarbij enkele duizenden guldens gemoeid waren, doch dat
zonder voorafgaande expertise geschiedde. Men is thans geconfron
teerd met een bepaald vermoeden een kat in de zak gekocht te