77
12 FEBRUARI 1964.
weest. Dan had men kunnen wijzen op de mogelijkheid tot een
compromis te komen. Toen was de zaak nog niet helemaal afge
sloten en wellicht hadden de raad en de stichting elkaar kunnen
vinden.
Spreker betreurt het in feite dat er geen oplossing is gevonden. Hij
heeft zeer veel waardering voor burgemeester en wethouders voor
de wijze waarop de hele zaak in de nota is weergegeven. Er zou
door spreker nog op verschillende zaken in te gaan zijn. Hij denkt'
bv. aan de directeurs-kwestie, die bij het compromis wel heeft
medegespeeld. De raad heeft toen gezegd, akkoord, deze kwestie
is ondanks het stichtingsbestuur van de baan.
In de stukken leest men dat het stichtingsbestuur in deze kwestie
tot 3 maal toe gedesavoueerd is, maar desondanks toch van mening
blijft dat men volkomen het recht en het gelijk aanzijn kant heeft
alhoewel de uitspraken en de overwegingen er bepaald niet om lie
gen, Zowel uit de stukken van burgemeester en wethouders en als
uit de stukken van de stichting blijkt dat er een punt van overeen
stemming is nl, dat er een adres aan de minister wordt gericht om
eenspoediginzicht te krijgen inzake hetverzoek van het stichtings
bestuur totvernietigingvan het raadsbesluit van 14 november 1962.
De fractie van spreker sluit zich gaarne hierbij aan. In feite bete
kent dit dat de raad moet terugvallen op het besluit tot de oprich
ting van een gemeentelijke zang- en muziekschool. Hierbij zou
spreker nog een vraag willen stellen.
In het begin van zijn betoog heeft hij geschetst hoe zijn fractie de
verhouding particulier initiatief, overheid zou willen zien in een
stichtingsbestuur, waarin de Bredase gemeenschap gepresenteerd
zou moeten zijn, waarvan het bestuur echt zou besturen en waar
in de bevoegdheden geregeld zouden worden tussen gemeentebe
stuur en stichtingsbestuur. Hij vraagt aan burgemeester en wethou
ders of zij bereid zijn om na enige tijd alsnog een ontwikkeling in
deze richting te bevorderen.
Tenslotte zou spreker willen vragen wat er dient te geschieden als
het voorgestelde adres uitgaat. Dient het college van gedeputeerde
staten nu ook nog te worden benaderd om een tijdige kredietver
lening toe te staan opdat met de voorbereiding van een gemeente
lijke muziekschool kan worden begonnen. Spreker is van mening
dat er zo snel mogelijk moet worden gestart, zodat er met het
nieuwe schooljaar kan worden begonnen. Na verloop van tijd, als
er in deze kwestie enige rust gekomen is, kan de raad misschien
een nieuwe ontwikkeling tegemoet zien, die het hele muziek-on-
derwijs voor de stad Breda gunstig zou kunnen beïnvloeden.
De heer VIS zegt dat de heer Broeders is begonnen met zich iets
af te vragen. Spreker vraagt zich thans af of het nog nodig is, dathij
na het ernstig en welsprekend betoog van de heer Broeders, van
zijn kant uitvoerig op de zaak moet ingaan. De heer Broeders is
weliswaar begonnen met een wat romantisch verhaal, doch hij heeft
een zeer ernstig en gedegen betoog daarop laten volgen. In de