789
27 NOVEMBER 1964.
hebben of in dit geval een tussen 1875 en 1933 gedreven object
in plaats van een waarachtig 17e eeuw produkt van zilversmeed
kunst.
Hij vindt dit niet juist. V ergissen is menselijk en expertise kan
men te duur vinden. Het betrokken bestuur had naar zijn mening
de zaak terug kunnen draaien en aan kunnen kloppen bij de te goe
der naam en faam bekend staande veiling.
Men had dan echter niet tot expositie over moeten gaan, want dan
is het reclameren uiteraard plotseling veel moeilijker.
De wethouder van culturele zaken heeft uiteraard nu niet de mo
gelijkheid hierop verder in te gaan. Hij kon er ook niets aandoen,
waarschijnlijk is hij er zelfs nog niet van op de hoogte.
Spreker heeft met de genoemde feiten willen constateren hoezeer
de gemeenteraad voorzichtigheid moet betrachten bi j het verlenen
van subsidies en hoe gewensteen strenge controle op de besteding
van overgehevelde belastingopbrengst dient te zijn. Gisterenmid
dag is terecht door de wethouder van culturele zaken reeds geat
tendeerd op de noodzaak van de specialistische begeleiding van
elke amateur met verantwoordelijkheidsbesef. Het zal mede in
verband met de gegeven voorbeelden wel duidelijk zijn, hoezeer
spreker hiermee instemt.
Tenslotte noemt spreker nog een ander facet, dat in de cultuur
nota tot uiting zou moeten komen, nl. het subsidiebeleid met be
trekking tot de leeszalen. Ook in dit geval kunnen de financiële
tekorten een gevolg zijn van bestuurlijke beleidsfouten. Spreker
denkt bv. aan het huren van winkelpanden, terwijl men net zo
goed met een kleinere dependance zou kunnen volstaan. Op dit
punt bestaan dus ook allerlei vragen, waarop hij thans niet verder
in wil gaan.
Dit zou kunnen geschieden bij de behandeling van de cultuurnota
en wellicht heeft de wethouder daarop gedoeld toen hij zei, dat
hij met de cultuurnota nog even wilde wachten.
Persoonlijk slaat hij het leeszaalwerk en de subsidie voor de biblio
theken voor het culturele leven van Breda veel hoger aan dan de
uitgaven voor een nieuwe schouwburg. Met dit subsidie worden
meer Bredase burgers bereikt, worden deelgenoot van de cultuur,
door het thuis lezen.
De VOORZITTER schorst thans de raadsvergadering, teneinde
burgemeester en wethouders gelegenheid te geven zich nader over
het rioolrecht te beraden.
DeVOORZITTER zegt na dit beraad, dat het ernaar uitziet dat
de verhuizing van de heer Quadekker niet blijvend zal zijn,voor
zover hij gezegd heeft dat hij gezien de rioolrechtplannen van
Breda, van plan was zijn citadel elders in Brabant te plaatsen. De
gemeenteraad zoude heer Quadekker missen en deze zou zichzelf
dan ook veel te kort doen. Dit zal blijken uit het antwoord dat
wethouder Meijs op deze vraag aan de gemeenteraad zal geven.