16 DECEMBER 1964. 824 om dwingend bij circulaire de verhoging van de cursusgelden aan de gemeentebesturen op te leggen. Dit is spreker's tweede motief. Het derde punt is, naar het oordeel van spreker, dat het onverteer baar is om midden in de cursus de cursusgelden drastisch te verho gen. Bovendien krijgt hierdoor de verordening een zeer eigenaar dige constructie. Het artikel 2 lid 1 van de verordening luidt; "Het heffingstijdvak is gelijk aan de duur-van de cursus" en het 2e lid van dit artikel". De omstandigheden bij het begin van het hef fingstijdvak zijn bepalend voor de heffing van het schoolgeld*. Tot het vierde motief komende, zegt spreker, dat de verhoging van dit cursusgeld niet op zichzelf staat. Naast deze verhoging is er een verhoging van de collegegelden en het schoolgeld voor het kleuter-onderwijs voorgesteld. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen is echter niet erg gelukkig geweest met de laatst genoemde maatregelen. Deze beiden zijn unaniem door de vaste commissie voor onderwijs, kunsten en wetenschappen afgewezen. Dat daarbij de discussie over de verhoging van de onderhavige cur susgelden niet zo duidelijk uit de verf is gekomen, is een gevolg van het feit dat de vaste commissie in zeer grote tijdnood is geko men en daardoor het nijverheidsonderwijs verwezen is naar schrif telijk te stellen vragen. Wel is er door de heer Albering in de commissie-vergadering over gesproken. Ook nog andere leden van de commissie bespraken ter loops de verhoging van de cursusgelden voor het technisch onder wijs bij de behandeling van de collegegelden. Hieruit bleek duide lijk dat de stemming van de commissieleden afwijzend was. De minister heeft thans reeds aan de studentenraad medegedeeld dat de collegegelden niet verhoogd zullen worden en spreker meent dit ook te mogen verwachten voor de cursusgelden voor het nijverheids onderwijs. De verdere behandeling zal geschieden bij de plenaire behandeling van de onderwijs-begroting aanstaande maandag en dinsdag. Daarom acht hij het op dit moment erg voorbarig van burgemees ter en wethouders om thans reeds met een voorstel aan de raad te komen om de cursusgelden te verhogen. Het is nog niet helemaal zeker of het door de minister nodig wordt geacht. Bovendien heeft naar zijn oordeel de ministeriële circulaire geen dwingende kracht en tenslotte heeft spreker bijzonder veel be zwaar tegen de verhoging van het cursusgeld midden in de cursus. Hij stelt voor een raadsbesluit te nemen, waarbij aan de minister wordt bericht dat de raad geen reden ziet om op zijn verzoek in te gaan. De heer NIEUWLAAT gaat met de principiële achtergronden, zoals die door de heer Vis geschilderd zijn, volledig akkoord en is van mening dat verhoging van de cursusgelden een stap terug bete kent in het onderwijs. Spreker kan ook aannemen dat de ministeriële circulaire geen bindende kracht heeft, doch het is voor hem een vraag of de minis-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 824