826
16 DECEMBER 1964,
houders tot op dit moment toch de opdracht om per 1 januari a. s.
het verhoogde schoolgeld te gaan innen. Zolang de circulaire nog
niet is ingetrokken geldt dus nog altijd zo niet de dwingende, dan
toch de dringende boodschap van de minister.
Mocht de circulaire op 22 december worden ingetrokken dan kan
de gemeentelijke verordening alsnog worden ingetrokken. Spreker
gelooft dat dat dan geen schande is voor een gemeenteraad. Burge
meester en wethouders zullen dan zonder meer een voorstel doen
om de verhoging van de cursusgelden in te trekken.
Spreker wil de heer Nieuwlaat gelijk geven en zijn betoog, dat op
het gebied van het technisch onderwijs een vreemde situatie zou
ontstaan, waarbij voor het openbaar en bijzonder technisch onder
wijs tweeërlei schoolgeldtarieven zouden gelden. Deze situatie kan
door burgemeester en wethouders niet bevorderd worden en om der-
wille van de eenheid is dit een reden om de dwingende hand van
de minister te volgen. Daarom ontraadt spreker aan de raad het
voorstel van de heer Vis te volgen.
Tenslotte brengt spreker onder de aandacht van de raad dat het de
minister bekend is dat de gemeente Breda bezwaar heeft tegen zijn
maatregel. Dit is via de commissie van onderwijs van de Vereni
ging van Nederlandse Gemeenten aanhangig gemaakt. Deze com
missie heeft tot op heden geen gunstig antwoord ontvangen.
Een afwijzend besluit van de gemeenteraad om daardoor aan de
zaak ruchtbaarheid te geven en daardoor de volksvertegenwoordi
ging hierop te attenderen is volgens spreker's inzicht niet nodig,
omdat dit reeds gebeurt en hij is er van overtuigd dat de heer Vis
zijn kwaliteit als lid van de volksvertegenwoordiging niet onbe
tuigd zal laten en zijn bezwaren daar naar voren zal brengen. Bur
gemeester en wethouders en de raad zullen dit gaarne zien en zul
len, zo dit nodig is, hem daarbij gaarne supporteren.
De heer VIS is zeer verheugd dat zowel burgemeester en wethou -
ders als de heer Nieuwlaat zich hebben akkoord verklaard met de
principiële achtergronden, zoals die door hem geschetst zijn. Al
leen de conclusie, die hieruit voortvloeit, is een andere dan die
door hem getrokken is.
Wethouder Bastiaensen en de heer Nieuwlaat hebben tot uitdrukking
laten komen dat de circulaire een bindende kracht heeft. Naar spre
ker's oordeel is het de zwakte van deze circulaire dat het een ver
zoek is en dat de circulaire geen dwingend karakter kan hebben om -
dat niet de juiste procedure is gevolgd.
Indien wethouder Bastiaensen betoogt dat burgemeester en wethou
ders bezwaar tegen de handelwijze van de minister hebben aange
tekend, dan kan spreker dit ten zeerste waarderen, doch hij is van
mening dat het nog wel enig verschil maakt indien de gemeenteraad,
die uiteindelijk de beslissing in deze zaak heeft, aan de minister
mededeelt, dat hij geen reden ziet om zijn verzoek in te willigen.
Bovendien gelooft hij dat het voor de volksvertegenwoordiging wel
belangrijk kan zijn als zij weet hoe de gemeentebesturen hierover
denken.