81
12 FEBRUARI 1964.
neemt". Tevens blijkt het ook, dat de mogelijkheid tot onderlinge
communicatie niet altijd de samenwerking bevordert. Het laatste
punt lijkt spreker belangrijker dan het eerste punt. Ongetwijfeld kan
uit onderling overleg voortvloeien datvoor beide partijen gunstigere
regelingen ontstaan. Het contact kan echter ook leiden tot verhe
viging van het strijdelement. Dit laatste, zo zegt hij, is ondanks de
toegeeflijkheid van burgemeester en wethouders en gemeenteraad
in feite gebeurd en daarom heeft hij deze hele zaak in het weekend
nog eens doorgenomen.
Spreker weet niet hoeveel uren werk deze kwestie per raadslid heeft
gekost en hij weet ook niet hoeveel tijd het hem gekost heeft. Maar
spreker wil bepaaldelijk de voorzitter zijn dank betuigen omdat blij
kens beide soorten notulen de voorzitter inde bres is gesprongen toen
beweerd werd dat de raad onvoldoende aandacht aan deze zaak zou
hebben besteed. Als er één zaak is geweest waaraan veel aandacht
is besteed, dan is het deze geweest.
Nog afgezien van de accentuering van de controverse, waarbij van
tijd tot tijd onaangenaamheden gewisseld zijn en vaak wanbegrip
plaats vond is er blijkens de nota bij burgemeester en wethouders
rond 1962 en ook op 5 juli 1963 sprake geweest dat er een basis tot
verstandhouding zou komen.
Toen men eenmaal ging praten, bleek dat dit inhet geheel niethet
geval was. Het heeft spreker gefrappeerd dat in feite aan beide
zijden gewerkt is zonder notulen. Dit is in de sfeer van een moeilijk
conflict meestal bijzonder riskant.
Wanneer spreker de nota met het overzicht der gebeurtenissen en de
achtergronden, die daarin vervat zijn, beziet, dan moet hij toch
zeggen dat hij een punt daarin mist en hij veronderstelt dat dit punt
toch een factor zou moeten worden nl. dat er vaker dan in de nota
staat geregeld contact is geweest tussen burgemeester en wethouders
en de raad over deze affaire en dat de raad bij voorkeur de onder
handelingen heeft kunnen bijwonen. De raad is burgemeester en
wethouders dankbaar geweest, hoewel misschien bij een regelma
tige bespreking in het openbaar minder hypotheses en supposities
het gevolg zou zijn geweest. Dit is een zaak waar altijd weer de
problemen rond de recente gebeurtenissen hebben aangetoond hoe
zeer verwarringen kunnen ontstaan.
Als spreker de situatie beziet, dan blijkt hem dat beide partijen zich
bij de onderhandelingen sterk voelden. Het stichtingsbestuur door
zijn monopolie-positie en de traditie van ruim 3/4 eeuw. Burge
meester en wethouders door het raadsbesluit en de koorden van de
beurs. Daarbij is het beroep van het stichtingsbestuur op artikel 208,
2e lid van de grondwet luidende: "het onderwijs is vrij", een vrij
heid die tot 1848 terug gaat, sterker dan een vermeend recht op
subsidie. Hij zal de laatste zijn om de invloed van de encyclieken
te ontkennen. Ook hier te lande maakt men gebruik van deze rond
zendbrieven, want die zijn bijzonder weloverwogen opgesteld. Spre
ker merkt echter op, dat hij als Nederlands staatburger slechts dan
met bv. "quadragesimo anno" te maken heeft, wanneer het in de