12 FEBRUARI 1964. 82 encycliek vervatte via de landelijke volksvertegenwoordiging inde Nederlandse wetgeving wordt opgenomen. Bij diezelfde encycliek van 1931 denkt men dan vrijwel direct uit de aard der zaak aan de herziening van 1938, waarbij de creatie van het vijfde hoofdstuk van de grondwet terwille van de p. b. o. - regeling een grote rol heeft gespeeld. Het groot aantal rechtsgeleerden dat inde nota is aangehaald, zegt spreker niets. Deze hebben zich opeen vrolijke achtermiddag ver meid in het formeren van stellingen en het academisch en onge twijfeld spitsvondig verdedigen en bestrijden ervan. Gelukkig zijn auteurs of sprekers van naam en faam in ons bestel zonder enige rechtskracht, Dit gedeelte lijkt hem vrij zwak. Daartegenover is hij gaan overwegen of burgemeester en wethouders erg sterk staan. Er is in de nota nl. een facet dat hij gedeeltelijk mist en wat even tueel ook door anderen gemist zou kunnen worden. Dat is een duidelijke analyse en eenomschrevenvermelding van concrete feitelijkheden betreffende het tekort schieten en het daarop geattendeerd zijn van het bestuur van de besproken school. Er blijkt niets van malversa ties, van het totaal tekort schieten ten aanzien van de landelijke gesteldheid, niets van discriminatie van leerlingen, en niets van inferieure kwaliteit van het onderwijs. Spreker leest wel op pagina 5 van de nota dat objectief gezien het muziekonderwijs ten achter bleef. Maar waar ligt de norm "objectief in deze en hoe zou het onderwijs eigenlijk zo sterk ten achter hebben kunnen blijven, wan neer uitdrukkelijk van de kant van wethouder Bastiaensen verzekerd is dat burgemeester en wethouders zich voorstellen de toenmalige directeur met het hele docentenkorps over te nemen. Hij hoort ook niets van een onoorbare sfeer. Met al deze overwegingen en met vooral dit laatste gemis in het achterhoofd, is spreker toen in de toekomst gaan zien. Het kijken in de toekomst noemt hij een uiterst riskant bedrijf, wat vooral door historici wordt afgeraden, Burgemeester en wethouders blijkens de conclusie van de nota be vorderen, dat er zo spoedig mogelijk een uitspraak van de Kroon komt. Hij sluit zich uiteraard bij de vorige sprekers aan in deze. Het stichtingsbestuur is het hiermede ook eens en h§t zou inderdaad een prettige oplossing zijn, als de uitspraak tijdig kwam. Indien het raadsbesluit wordt goedgekeurd zal Breda nil 1 september 1964 2 muziekscholen tellen. De bestaande met leerlingen, met een bouw vallig instrumentarium, misschien met docenten, zonder subsidie, eventueel zonder huisvesting, althans zonder huisvesting met me dewerking van de gemeenteraad. Daarnaast zal de gemeentelijke muziekschool bestaan, ongetwijfeld met geld en huisvesting, mis schien zonder instrumentarium - wat aan te schaffen is - misschien zonder docenten - waarvoor een oproep geplaatst kan worden - doch zonder leerlingen. Wellicht zou men kunnen zeggen dat men kan overgaan tot werving door reclame en propaganda voor deze ge meentelijke muziekschool. Naar zijn mening gaat dit niet, Door de wethouder van onderwijs is hem dit jaar nog uitdrukkelijk ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 82