29 DECEMBER 1964,, 850 de voorzitter van deze raad en die van de heer Minderhout, bij gelegenheid van zijn 25 jarig ambtsjubilé. Daaruit citeer ik: "Aan mijnvrouw en haar gedrag ontleen ik de kracht om te blij ven werken. Steeds heeft zij begripvoor de situatie waarin ik ver keer en voor mijn karakter" 6 In deze paar woorden, mevrouw van Woensel, ligt de kern van het succesvolle leven van Uw man. Deze woorden, die hem uit het hart waren gegrepen, zeggen alles. De hoogachting die wij U toedragen, willen de ledenvan de raad U tonen, met deze bloemen. En nu U mijnheer van Woensel. Het is ons bekend, dat U van bloemen houdt en dus ook van een mooie tuin. U krijgt nuveel vrije tijd en die zult U tochop een of andere wij ze willen benutten. De heer Quadekker, die bij Uw vrouw informeerde, waarnaar Uw verlangens uitgaan, kwam met het pracht idee, U een grasmaai- machine te geven. We hebben er een, geen machine met een benzine motor, want die maakt veel te veel leven, maar een met elektrische aandrij- l. ving, die je bijna niet hoort. Het werk, dat U met deze machine doet, en waarbij U ook niets behoeft te zeggen, compenseert de tijd, die U in stilte in onze raadsvergaderingen doorbracht. Wij hopen, dat U er nog lang en veel plezier van zult hebben en dat U bij het gebruik zult denken aan de tijd, die U in ons midden doorbracht. Maar dat U ook zult denken aan de sympathie en de erkentelijkheid van ons, leden van deze gemeenteraad, voor alles wat U in het belangvan onze stad hebt gedaan, en wil dan eindi gen met de beste wensen voor de toekomst, voor U, voor Uw vrouw, en Uw kinderen". De secretaris zegt het volgende: 'Het is misschien erg onparlementair mijnheer de voorzitter, wat ik hier zeg, maar ik meen uit de grond van mijn hart dat nu U mij namens deze raad ereburger van de stad hebt gemaakt en U mij daarbij de erepenning in zilver overhandigde - ik geloof dat alleen generaal Maczek als bevrijder der stad hem ook heeft - ik dit iets uitermate bijzonders vind. Ik kan niet zeggen dat men mij met een presentje heeft wegge stuurd, dat men iets voor de aardigheid heeft gedaan. Ik weet dat dit ereburgerschap voor deze raad een zeer precair en gevoelig punt is en dat de raad er zeer zuinig op is, hetgeen het verleden heeft bewezen. Wat mij het meeste treft, is dat ik de eerste ambtenaar ben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 850