851 29 DECEMBER 1964. Ik heb in dienst van deze stad tegen een salaris mijn werk gedaan, zodanig ben ik secretaris van deze stad geweest en dat mij daaren boven als eerste deze onderscheiding te beurt valt.' Ik meen echter dat uitdrukkelijk was gesteld dat hij voor de burgerij bedoeld was - voor de vrije burger - om het zo maar eens te noemen. U begrijpt wel dat ik hier rustig kan stellen dat ik totaal ben over donderd. Het mooiste van dit gebaar vind ik dat de stad er mee te kennen geeft dat zij aan mij wil blijven denken. Ik heb helemaal niets tegen het cadeau dat U mij heeft aangebo den, integendeel. Ik heb niets tegen het present van de raad. Maar als ik verschil mag leggen tussen het cadeau en de erepen ning, dan zou ik het hierin zoeken, dat als men iemand een pre sent geeft dat hij mee naar huis neemt en dat de gever nooit meer ziet, dat dan degenen die het cadeau heeft gekregen wel aan de schenkers denkt, doch de schenkers niet meer denken aan diegene die het cadeau op dat ogenblik hanteert. Met een erepenning is dit anders. Die vertelt dat de stad aan je blijft denken, we zullen je uitnodigen bij bepaalde gelegenheden en als je straks uit de tijd bent sta je tenminste in de annalen, dan ben je ook niet vergeten. Dit is een grote onderscheiding. Ik garandeer echter dat ik bij het grasmaaien en het wandelen over de grasmat veel aan de raad zal denken. Hiervoor had ik altijd een hevige huiver. Dit machien doet het schijnbaar vanzelf en dat ik aan U zal denken daar kunt U zeker van zijn. Ik heb in deze raad nooit de uitdrukking gehoord dat de opvolgende spreker van de vorige zei dat hij hem het gras voor de voeten had weggemaaid. Wel werd er verklaard het eens te zijn met de vorige spreker, of ik sluit me aan bij de vorige spreker, maar de gemeenplaats dat het gras voor de voeten werd weggemaaid heb ik in deze hoogstaande raad nooit gehoord. Wol inrlrrp gpmppnplüsteen Mijnheer de voorzitter en heer van Gisbergen, mijn hartelijke dank voor dit zeer grote cadeau. U heeft er mij inderdaad mee te pakken, want ik weet zo ongeveer wat dat ding kost. U heeft dit weliswaar met zo'n man of 35 bijeengebracht, maar dan is dit naar mijn mening nog hoog in de maat en dus beiden dubbel bedankt. Ik ben altijd te klein in mijn dankwoord, U moet geloven dat ik meen wat ik zeg. Ik heb me wel een tijd afgevraagd mijnheer de voorzitter of ik in deze vergadering een zakelijk woord zou spreken of een meer per soonlijk. U hebt een zakelijk- en een persoonlijk woord met elkaar laten afwisselen, ik ben blij dat ik eigenlijk voor het persoonlijke woord gekozen heb. Want als ik een zakelijk gekozen zou hebben dan zou ik beslist tijdtekort gekomen zijn en dan zou er in het per soonlijk vlak even zeker geen tijd meer zijn overgebleven voor iets anders dan voor een schuldbelijdenis. Ik zou dan hebben moeten spreken over de historische en de wette lijke inhoud van het ambt, waarvan ik nu afscheid neem.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 851