29 DECEMBER 1964. 852 Ik zou hebben moeten spreken over de veranderingen, die de prak tijk der dingen gedurende mijn ambtsperiode in die inhoud heeft gebracht, zonder dat er in de wettelijke omschrijving één letter is veranderd. En ik zou hebben moeten spreken over de vraag, hoe ik het ambt in de toekomst zie. Tenzij ik bovenmenselijk ijdel zou zijn, zou ik mij danhebben moeten afvragen of ik het ambt niet teveel uit mijn persoonlijke visie en uit mijn persoonlijke structuur heb benaderd en beleefd. En ik zou mij hebben moeten afvragen of ik daardoor niet te kort geschoten ben in verschillende aspecten van het ambt en daarme de tegenover hen, die ik bij een objectief genomen juistere ambts vervulling beter terzijde zou hebben gestaan. Dit zou op een schuldbelijdenis voor Uw forum zijn uitgelopen. Niet eenbelijdenis in de trantvan: "erdeugde nietsvan"; niet een belijdenis zonder gerechtvaardigde vergoelijkingen in de trantvan: elk ambt wordt nu eenmaal bekleed door een bepaald persoon met een bepaald karakter; of: het is slechts aan een geniaal mens ge geven alle veranderingen, die zich geleidelijk aan voltrekken te voorzien en ze ook daardoor feilloos op te vangen. Zulke vergoelijkingen zouden zeer aan te voeren zijn geweest. Maar op de achtergrond zouden de tekortkomingen zijn gebleven. En bij een zakelijk georiënteerd afscheidswoord zou ik die tekort komingen waarschijnlijk voor U hebben uitgestald. Ik hoop althans, dat ik mij daarvoor niet te goed zou hebben geacht. Weest U overigens blij, dat ik niet zakelijk spreek, want ik zou U hebben moeten meenemen naar een visie, die wellicht ook in Uw kring weerstanden zou oproepen, doch die blijkens mijn erva ring zeker weerstanden zou oproepen in gemeentelijke kringen bui ten de Uwe. Bij een afscheid echter heeft niemand behoefte aan controversen. Ik zal mijn visie onder vier ogen wel doorgeven aan mijn opvolger, als hij daarop prijs stelt. Hij krijgt er de weerstanden dan wel bij present. Wellicht is hij er blij mee, tenzij hij tot de weinige en gelukkige mensen behoort, die zonder spanningen leven en kunnen leven. Ik heb het niet gekund. Mijnheer de voorzitter: wilt U met. deze vaagheden tevreden zijn? Ik hoop het; onder voorwaarde, dat één ding van hetgeen ik gezegd heb, duidelijk blijft en dat is dat ik voor dit forum vraag tekens zet als ik voor mij zelf onderzoek of ik het ambt waarvan ik thans afscheid neem en dat is het ambt van secretaris der ge meente in alle opzichten heb vervuld tot het grootst mogelijk pro fijt van de bestuurders en de bestuurden. Gelooft U mijdiep in mijn hart ben ik overtuigd van vele tekortkomingen. Ik begrijpheel goed dat Umijnheer devoorzitter nochU mijn heer van Gisbergen daarover heb gesproken. Dat zou op een dag als deze niet aardig van U zijn geweest. Het zou op mijn beurt niet aardig van mij zijn, als ik op deze dag zou gaan tornen aan de goede dingen, die U hebt opgesomd door mijn tekortkomingen voor U te gaan uitmeten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 852