12 FEBRUARI 1964,
84
van Nederland zal worden met een muziekschool-doublure. Hij vreest
dat 1 september 1964 slechts het begin zal zijn van een nieuwe fel
le strijd, maar dan om leerlingen. Dit is dan allerbedenkelijkst,
want de leerlingen zijn bij het onderwijs hoofdzaak.
De heer QUADEKKERzou er bij burgemeester en wethouders al
leen op willen aandringen zich te houden aan de conclusie van hun
nota en niet meer te praten doch te doen.
Wethouder BASTIAENSEN zegt dat nu de senioren weer aanwe
zig zijn, die het gesprek voerde pauze hebben geleid en zich had
den afgezonderd om een andere kwestie dan de muziekschool te be
spreken, wil hij ook nog enige kanttekeningen plaatsen.
De heer Broeders heeft opgemerkt, zo zegt spreker, dat hij een sta
pel schrifturen voor zich op tafel heeft liggen en dat dit niet eens
alles is. Spreker kan zeggen dat de tafel van burgemeester en wet
houders belegd kan worden met stukken. Op de kwestie over het be
faamde rapport, wat nu niet zo uitvoerig besproken is, wenst hij nog
wel enige toelichting te geven. Verwijzend naar het gezegde van de
heer Broeders over het groot aantal stukken zegt spreker, dat de raad
zich misschien kan indenken dat men op een bepaald moment in een
nogal emotioneel gesprek van 2 augustus 1963 bij vergissing een be
roep kan doen opeen stuk wat er dan eigenlijk niet is. In de bespre
kingen die in de periode vóór december 1962 met het bestuur van
de muziekschool zijn gevoerd werd het burgemeester en wethouders
duidelijk, alhoewel onverwachts, dat het bestuur geen begrip kon
opbrengen voor het formeren van een nieuwe status. Burgemeester
en wethouders hebben zich enkele malen in verbinding gesteld met
de rijksinspecteur, omdat zij wilden weten welk standpunt de rijks
inspecteur zou innemen ten aanzien van vermoedens welke bij bur
gemeester en wethouders heersten omtrent de gang van zaken op de
muziekschool. Er waren vermoedens bij burgemeester en wethouders
dat de ontwikkeling van de muziekschool in vergelijking met mu
ziekscholen in andere gemeenten achterbleef. In Bergen op Zoom
bv.was in 1960 het aantal leerlingen minstens zo groot en misschien
zelfs groter was dan bij de muziekschool te Breda, Hierbij was een
merkwaardige coïncidentie nl. dat de directeur, die toen aan de
muziekschool hier ter stede was verbonden tevoren verbonden was
geweest aan de muziekschool in Bergen op Zoom. Het spreekt van
zelf dat burgemeester en wethouders dus wel wilden weten van de
inspecteur wat zijn opvattingen waren ten aanzien van de gang van
zaken op de muziekschool. De inlichtingen die van de inspecteur
werden verkregen waren niet juichend, zij waren integendeel in af
keurende zin. Vooropgesteld dient te worden dat er van deze ge
sprekken geen notulen werden gemaakt, doch slechts notities, In
een dergelijk gesprek gaat het erom dat men duidelijk merkt welke
indruk er over de kwestie bestaat.
Ruim tevoren was er een structuur-rapport door de inspecteur uitge
bracht,
Hierin werd tot uitdrukking gebracht hoe een muziekschool moest