87
12 FEBRUARI 1964.
eens gewezen is.
De heer Van der Werff heeft een politiek ondeugende zet gepleegd
door te wijzen op de reclame die van de zijde van de gemeente ge
maakt zou moeten worden indien er onverhoopt twee muziekscho
len zouden zijn. De heer Van der Werff is ondeugend omdat hij op
merkt dat dit niet kan omdat door spreker bij een bepaalde gelegen
heid verklaard is dat het niet juist zou zijn indiende gemeente re
clame ging maken voor haar scholen. De heer Van der Werff heeft
er aan toegevoegd, en dat ontgaat nog wel eens iemand, dat dit
andere scholen waren. Het is echter een misverstand om een pa
rallel te gaan trekken tussen het muziekonderwijs en het tot in de
tails gereglementeerde lager onderwijs.
De heer Van der Werff zegt daarna dat zijn grote verheugenis over
de instelling van de politieke partijen bij het oprichten van een ge
meentelijke school weer werd teniet gedaan toen hij bij een andere
gelegenheid constateerde dat men het stichten van een andere ge
meentelijke school niet zo vlot accepteerde. Spreker wijst er op
dat het hier ook weer gaat over twee totaal verschillende zaken en
hij ziet aan de glimlach van de heer Van der Werff dat hij dit wel
weet. Maar toch vindt hij het goed dit nog even vast te stellen.
De protagonisten-kwestie vindt spreker een zeer leerzame geschied
kundige les, maar hij wil er toch wel op wijzen dat het een uitge
sloten zaak is dat een publiekrechtelijk lichaam in publiekrechte
lijke zaken de beslissing over laat aan een derde niet publiekrech
telijk lichaam.
Van de andere kant wil spreker toch wel benadrukken dat wanneer
er van een protagonist gesproken zou mogen worden er in de per
soon van de commissaris van de koningin een zeer goede gevonden
is. Hij heeft bij alle voorstellen die van zijn kant werden gedaan
er naar gestreefd om het juiste middel te vinden waar beide par
tijen tot een gemeenschappelijk vertrekpunt zouden kunnen komen.
Dat dit mislukt is betreuren burgemeester en wethouders en de ge
hele raad.
Ergens ligt er een grens en spreker is verheugd dat de heer Broeders
nog eens nadrukkelijk heeft verklaard dat de raad min of meer
schoorvoetend op de voorstellen van burgemeester en wethouders is
ingegaan om telkens stappen terug te gaan, waarbij de raad van
oordeel was dat eigenlijk te ver gegaan werd doch hoopte dat par
tijen elkaar zouden vinden.
Spreker wijst er nadrukkelijk opdat het nooit de bedoelingvan bur
gemeester en wethouders is geweest om het particulier initiatief
de nek om te draaien.
Nog sterker dat burgemeester en wethouders de hele theorie over
het subsidialiteitsbeginsel naast de zaak hebben gesteld om dat het
een zaak betrof die zich in Breda afspeelde, waarvan burgemeester
en wethouders uitdrukkelijk hebben verklaard dat zij meenden dat
de zaak niet goed ging en dat het nodig zou zijneen zodanige sta
tus aan de muziekschool te geven dat het gemeentebestuur de waar
borg had dat strubbelingen en moeilijkheden die zich voordeden