95 12 FEBRUARI 1964. De VOORZITTER is van oordeel dat het op zijn weg ligt om op het gesprokene even in te gaan. Hij onderstreept dus gaarne al het geen gezegd is over de kwaliteit van dit hooggeleerde rapport. Hij onderstreept ook dat het een beetje vreemde term is nl. "officier van toerisme", maar deze komt in het rapport voor. Hij gelooft niet dat wij ons deze term eigen moeten maken. Er wordt gesproken over een gekwalificeerdekadervorming van men sen in het toerisme. Dit is eigenlijk de reden van deze aan het militaire leven ontleende rang van officier. Spreker gelooft dan ook niet dat deze naam erg populair zal worden. Hij meent dat dit de beantwoording is van de opmerking van de heer Vis. De heer Mendes heeft gezegd dat de mensen in het goederenver voer in de praktijk zijn opgevoed en hij vraagt zich af of er eigen lijk wel behoefte is aan deze sector onderwijs. Spreker gelooft graag dat al die goederenvervoersbedrijven wel een eigen oplei ding hebben en hij meent dat de spoorwegen en de cafgadoorsbe- drijven bedrijfsscholen hebben, die specifiek voor deze bedrijven opleiden. Maar het is toch wel een feit dat het goederenvervoer iets heel anders is dan het personenvervoer. Er wordt ook niet ge sproken over personenvervoer doch er wordt gesproken over reizen en dan worden de personen niet gezien als buik-goederen,diwat- voerd worden, maar meer als personaliteiten die voorlichting wen sen, die vaak geleid willen worden en daarom gelooft spreker niet dat de vergelijking goederen - personenvervoer opgaat. Reizen is naar zijn mening iets anders dan vervoeren. Wellicht kan Neder land bij dit reizen een klein beetje gequalificeerd kader gebrui ken. Bovendien bestaan er in bijna alle landen in West-Europa op dit gebied nationale instituten, doch in Nederland is er, wel licht tot verbazing van iedereen, nog geen voorziening op dit ge bied getroffen. Vervolgens heeft de heer Mendes, zo zegt spreker, gezegd, dat een gedeelte van de vakken ook op andere typen scholen wordt onderwezen. Spreker kan dit beamen doch men dient er wel re kening mede té houden dat de leerstof op de specifieke opleiding is afgestemd. Hetzelfde is dit met de boeken. Het is onmogelijk om uit allerlei boeken wat leerstof te halen. Het instituut zal dus naar zijn mening constructieve arbeid moeten verrichten en het zal daarbij wel eens haar licht in ItaliS op gaan steken, waar men volgens het rapport weet wat toerisme is. Over het ontbreken van het advies van de organisaties van werk nemers en werkgevers kan spreker nog mededelen, dat juist in de raad van toezicht op het instituut alle instellingen en facetten die hier direct of indirect mee te maken hebben, zullen worden be trokken en die te vragen evenals de gemeenteraad een noodzake lijkheidsverklaring afte geven. Vakorganisaties zoals die in de an dere sectoren van het leven te vinden zijn, zijn er naar spreker's mening niet, doch in de raad van toezicht worden alle belang rijke personen en instellingen, die bij het toerisme betrokken zijn, aangetrokken. Spreker noemt als voorbeeld, de A. N. W.B.de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 95