115
24 MAART 1965.
17. SUBSIDIERING VAN HET BIJZONDER MAATSCHAPPELIJK WERK.
Mevrouw VAN MIERLO zegt, dat het samengaan van beide instel
lingen een gelukkige gebeurtenis is. Wie meer bekend is met de interne
verschillen van inzicht op dit gebied, zal de wethouder dankbaar zijn,
dat mede door zijn toedoen dit resultaat is bereikt. Zij is er van over
tuigd, dat dit het maatschappelijk werk in de stad zeer ten goede zal
komen en zij stemt dan ook volkomen in met de noodzakelijk verhoogde
prijzen.
18. SUBSIDIEREGELING OVER 1964 TEN BEHOEVE VAN HET WERK VOOR
DE HUISHOUDELIJKE- EN GEZINSVOORLICHTING.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
19. HET INTREKKEN VAN DE SUBSIDIEREGELING t.b.v. HET CLUB- EN
SOCIETEITSWERK DER BEJAARDEN-ORGANISATIES EN TOT HET
SUBSIDIËREN VAN DE STICHTING BEJAARDENWERK BREDA.
De heer VAN DEN EEDEN zegt met grote belangstelling te hebben
kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de subsidiëring van het
sociëteitswerk door de bejaardenbonden zoals dat tot heden gebeurde door
de katholieke- en de christelijke en algemene bond.
Die bonden hebben ongeveer gedurende 15 jaar sociëteitswerk verricht
tot bevrediging van de leden, hetgeen mag worden afgeleid uit het feit,
dat zij in 1963 ongeveer 52.000 bezoekers hadden. Spreker zegt, dat
men begrijpt, dat men dan ergens met pijn in het hart afscheid neemt van
werk, dat tot op heden door de organisaties tot uitvoering werd gebracht.
Hij heeft er begrip voor, dat men in deze tijd van revolutionaire ontwik
keling meer gaat voelen voor open bejaardenwerk en dat men het socië
teitswerk open stelt voor anderen, die niet zijn aangesloten bij een or
ganisatie voor bejaarden en gepensioneerden, omdat tot op heden de
sociëteiten in hoofdzaak werden bezocht door georganiseerde bejaarden.
Spreker wil de klemtoon leggen op de kans, dat door de openstelling het
aantal bezoekers toeneemt, al is hij daar persoonlijk niet zo van over
tuigd, omdat wel blijkt dat tot op heden maar 25% van de bejaarden aan
het sociëteitswerk heeft deelgenomen.
Ingevolge het voorstel wordt het subsidie aan de bejaardenbonden met
ingang van 1 april as. stopgezet. Hij vraagt om voor de bonden, die
dat wensen een overgangstijd te bepalen, opdat deze hun leden mentaal
op de wijziging kunnen voorbereiden. Als op 1 april plotseling het ge
durende zo vele jaren gevoerde sociëteitswerk een andere vorm gaat krij
gen is hij bevreesd, dat dit zijn weerslag op het werk zal hebben. Als
overgangstijd denkt spreker aan de periode van 1 april tot 1 september.
Wethouder VAN BOXTEL onderschrijft met de heer van den Eeden de
verdiensten, die de bejaardenbonden zich verworven hebben door hun acti
viteiten op het gebied van het sociëteitswerk voor bejaarden. Nadruk
kelijk wil hij stellen, dat het voorliggende stuk een produkt is van samen
werking binnen het kader van de stichting bejaardenwerk, waarin 3 be
jaardenorganisaties vertegenwoordigd zijn.