131 24 MAART 1965. zeggen waar de middelen voor al die gemeenten vandaan moeten komen. Stel dan meteen zegt spreker: "Ons belastinggebied is uitgeput, maar kom rijk, hef nog wat van onze burgers". Uit deze overweging rappor teerde spreker's fractie ten aanzien van de gemeentebegroting 1965: "Vermeerdering op grote schaal van de uitgaven der lagere overheden zou immers het algemeen welzijn van ons land momenteel in gevaar brengen. Marjolin heeft Nederland gewaarschuwd voor een ongunstige ontwikkeling op dit gebied. Inwilliging van het voorliggend adres, impliceert inwilliging van dui zenden eisen van duizend gemeenten. Dan zal het inflatiespook door Nederland waren. De heer KROON zegt zich niet te zullen laten verleiden tot het hou den van algemene beschouwingen over dit onderwerp. Hij wil alleen stellen, dat de raad in zijn algemeenheid als uitvloeisel van de motie van de heer Vis aan het college verzocht heeft een brief op te stellen, die gericht moest worden aan de minister en de genoemde instanties, waarin tot uitdrukking zou komen, dat de mogelijkheden het eigen be lastinggebied betreffende zijn uitgeput. Het ontwerpadres heeft volle dig de instemming van zijn fractie. Hij wil daaraan niet veel tornen en zeker niet veel toevoegen. Met name niet voor wat betreft de tweede belangrijke zaak, die de heer Vis naar voren heeft gebracht n. 1. dat de stijging van de uitkeringen van het gemeentefonds niet mogen uitgaan boven de groei van het nationaal inkomen. Hiermede begeeft de ge meente zich naar zijn gevoel op het terrein van de rijksoverheid en dan wordt er een tendens ingebracht die er niet in thuis hoort. Daarom wil hij het voorliggende concept voor wat zijn strekking betreft zonder meer aanvaarden. De heer BROEDERS zegt er wel behoefte aan te hebben over het voor liggende stuk nog iets te zeggen, omdat het voortvloeit uit de discussie die bij de begrotingsbehandeling heeft plaats gehad over de mogelijk heden, voor wat betreft de gemeente-financiën, zoals die er in concre- to voor Breda liggen, Door zijn fractie zijn toen een drietal zaken naar voren gebracht, die hij nu woordelijk in het adres terugvindt n. 1. dat het principe van de objectiviteit volledig wordt onderschreven, dat de verantwoordelijkheid voor een zuinig beleid verwacht wordt bij de eigen gemeente en dat de normale uitgroei van de gemeente in gevaar komt als de gemeente niet over meer middelen kan beschikken. De heer van der Werff heeft een heel betoog gehouden zegt spreker, doch hij heeft niet aangevallen, hetgeen ook niet bij de begrotingsbehande ling is gebeurd, dat de gemeente onverantwoord haar middelen ge bruikt en dat eigenlijk op andere zaken bezuinigd zou kunnen worden. De raad is akkoord gegaan met belastingverhoging en tariefsverhoging zodanig dat de grens zo ongeveer bereikt wordt. De heer van der Werff heeft gezegd, dat het eigenlijk niet juist is om te praten over de naar onze mening willekeurig en te hoog gestelde grens van het inwonertal. Hij ziet daarbij over het hoofd, hetgeen reeds herhaaldelijk in de raad aan de orde is geweest, dat Breda als centrum gemeente in West-Brabant fungeert en bereid is die centrum-functie waar te maken door er zelf iets voor over te hebben, maar dat Breda ook het recht heeft de rijksoverheid te vragen die positie van Breda te erkennen door verhoging van het uitkeringsbedrag. Spreker meent, dat deze zinsnede in het adres concreet en zeer terecht op Breda van toe passing is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 131