133 24 MAART 1965, Ten aanzien van hetgeen de heer van der Werff gezegd heeft over het hoogspoor en andere dingen zegt spreker, dat dit feitelijkheden zijn die afzonderlijk worden aangepakt. Als we middels deze brief voor de fei telijkheden enige genoegdoening zouden krijgen, dan zou de rest van de brief niet die genoegdoening geven die we er van verwachten. De VOORZITTER zegt, dat het bepaald onmogelijk is in deze ver gadering met deze brief als uitgangspunt een nieuwe brief te concipi ëren, die aller instemming zou hebben. De heer Vis heeft gezegd.dat de brief verder gaat dan verwacht werd, omdat hij van de raad uitgaat. In dit verband zou hij graag weten of vastgehouden wordt aan een brief van de raad of dat men er mee akkoord gaat, dat de brief van het col lege uitgaat. De heer VIS meent, dat het van grote betekenis is als de raad deze brief uitzendt. In eerste instantie heeft hij gezegd verheugd te zijn dat er iets verder is gegaan dan afgesproken was en hij gelooft dat dat ge handhaafd moet worden. Tegen de algemene strekking van de brief heeft hij geen bezwaar, als burgemeester en wethouders bereid zijn met de gemaakte opmerkingen zoveel mogelijk rekening te houden. In dit op zicht wil hij zijn vertrouwen in het college nog eens duidelijk uitspre ken. Wel wil hij nog vragen om het aantal bevoegde instanties uit te breiden met die welke hij in eerste instantie genoemd heeft. Spreker heeft geen behoefte op het uitvoerige betoog van de heer van der Werff in te gaan. Als er al van een reclameballon gesproken mag worden, dacht hij, dat die dan^wel in deze vergadering is opgelaten. De VOORZITTER vraagt of het aller instemming kan hebben om de brief met handhaving van de teneur redactioneel te wijzigen aan de hand van de gemaakte opmerkingen. De heer VAN DER WERFF zegt, dat er op een gegeven moment ge steld is, dat men alleen maar het Bredase belang moet zien. Hij dacht, dat hij juist alleen het Bredase belang gezien heeft en daarnaast een algemeen belang. Tot slot wil hij nog wijzen op de woorden van de heer Fransen in de Tweede Kamer bij de behandeling van deze zaak n. 1."De liberalen zijn tenminste consequent". Hij hoopt, dat het college ook de teneur van zijn betoog in het adres zal verwerken. Hierna wordt besloten dat burgemeester en wethouders de brief redac tioneel zullen wijzigen aan de hand van de gemaakte opmerkingen met behoud van de teneur van de concept-brief. 46. HET VASTSTELLEN VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN. 47. HET VERLENEN VAN EEN KREDIET TER VERNIEUWING VAN DE CITOGRAF-APPARATUURTEN BEHOEVE VAN DE BEVOLKINGSAD MINISTRATIE. 48. HET VERLENEN VAN KREDIETEN VOOR HET TREFFEN VAN VOOR ZIENINGEN t.b.v. DE AMBULANCEDIENST.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 133