152 14 APRIL 1965. dat deze sollicitant even voor Kerstmis een brief ontving voor een per soonlijk onderhoud, dat door ziekte van de wethouder niet door kon gaan. Nadien is hem in januari en februari medegedeeld, dat het onderhoud niet kon doorgaan, omdat de wethouder nog ziek was. Op 11 maart heeft hij een oproep ontvangen om te verschijnen op 15 maart. Des morgens heeft hij een telefonische boodschap gekregen - spreker citeert nog steeds de brief - dat de betrokken wethouder verhinderd was en dat opnieuw een oproep zou volgen. De brief is gedateerd 13 april. 12 april ontving hij een gestencilde brief- "Naar aanleiding van Uw sollicitatie naar het ambt van directeur van de gemeentelijke sociale dienst delen wij U mede, dat wij aan de gemeenteraad een aanbeveling ter benoeming hebben gedaan, waarop Uw naam niet voorkomt. De benoeming komt aan de orde in de raadsvergadering van 14 april 1965". Spreker wilde vragen of hetgeen hier gesteld is juist is. Als dit het geval is moet spreker dit toch wel zeer betreuren. Een dergelijke methode getuigt toch niet van de nodige zorg vuldigheid, die ten aanzien van de sollicitaties en de contacten met de sollicitanten betracht zou moeten worden. De heer VIS heeft eenzelfde brief ontvangen en hij had een soortge lijke vraag willen stellen als de heer Broeders nu heeft gedaan. Hij sluit zich daarbij geheel aan. De heer KROON noemt het volkomen begrijpelijk, dat ook hij als fractievoorzitter eenzelfde brief heeft ontvangen en dat het zijn plan was dezelfde vragen te stellen. Hij kan nu kort zijn; hij sluit zich geheel aan bij de heer Broeders en als hetgeen wordt verteld juist is zou hij willen stellen dat hier op een zeer nonchalante wijze is gehandeld, maar hij wil gaarne afwachten wat het antwoord is. Wethouder VAN BOXTEL heeft uit de woorden van de heer Broeders begrepen, dat de brief zowel aan burgemeester en wethouders als aan de fractievoorzitters was gericht. Hij kent de naam van de betrokken solli citant niet, maar hij neemt aan, dat de brief ook inderdaad is ontvan gen, maar nog niet in behandeling genomen, althans spreker kent deze brief niet. Nu lijkt het niet verstandig l'improviste, zonder de feiten te kennen, hier in discussie te treden over een dergelijk verloop van zaken. Spreker meent wel te weten waarover het gaat en voor het grootste gedeelte klopt het verhaal wel. Maar als spreker zich goed herinnert is er een fase overgeslagen. Daarom lijkt het beter eerst een onderzoek in te stellen, waarna de fractievoorzitters, die in bezit van de brief zijn gesteld, de uitslag van het onderzoek kan worden medegedeeld. Spreker heeft niet uit de woorden van de heer Broeders en van de andere sprekers begrepen of zij deze zaak in relatie willen brengen tot de voordracht. Als het als een op zichzelf staande zaak kan worden beschouwd kan de voordracht worden afgedaan. De heer BROEDERS acht de teneur van zijn opmerking voldoende be grepen. Het gaat over de methode. De heer ZIJTREGTOP vraagt of een en ander in een volgende verga dering aan de orde wordt gesteld. Wethouder VAN BOXTEL meende, dat het voldoende zou zijn de fractievoorzitters in te lichten. Zij hebben dan gelegenheid de zaak in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 152