178 12 MEI 1965. 40. INVESTERINGEN TEN BEHOEVE VAN DE POLITIE VOOR HET JAAR 1965. De heer MENDES meent zich te herinneren dat de gemeente de twee politiepaarden zijn aangeboden. Toen is hem verteld dat de kosten voor rekening van de gemeente zouden komen. Nu leest hij echter dat de uit de aanschaf van het derde paard voortvloeiende lasten zullen worden bestreden uit de van het rijk te ontvangen normvergoeding ingevolge het "besluit vergoeding politiekosten 1950". Hij zou graag willen weten hoe een en ander is geregeld of is hier een soort paardenbijslag van kracht. De VOORZITTER zegt dat de onderhoudskosten van de door de bur gerij geschonken paarden op de begroting zijn gedekt. In dit opzicht is er niets nieuws. Het derde paard moet door de gemeente worden ge financierd. Spreker had gedacht dat gevraagd zou worden waarom er geen vierde paard kwam, maar dit zou gepaard moeten gaan met een nieuwe stal en daar is nu geen geld voor. Uit de vergoedingen van rijkswege kunnen de drie dieren worden onder houden. De heer MENDES vraagt of dit dus ook geldt voor de twee eerste paarden. De VOORZITTER zegt dat bij het rijk wel eerder gedacht zal zijn aan benzinekosten dan aan haver. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 41. OPRICHTING VAN EEN ZELFSTANDIGE SOCIOGRAFISCHE DIENST. De heer QUADEKKER heeft in het voorstel gelezen dat voor de ge- meente-financiën als geheel wordt verwacht dat de oprichting van een zelfstandige sociografische dienst nagenoeg geen wijziging met zich zal brengen. Wanneer men echter ziet dat even daarvoor staat dat deze functionaris door een aantal assistenten wordt bijgestaan, is dit nog een vraag. De VOORZITTER zegt dat het geen zelfstandige figuur is. Op de af deling zijn op het ogenblik 8 man. Het betreft alleen een nieuwe ver pakking van de dienst. De heer VAN CASTEREN zegt dat in zijn fractie voor dit voorstel veel waardering is. Temeer daar terecht is aangehaald dat in het ver leden kritische opmerkingen over de opstelling van de sociografische afdeling naar voren zijn gebracht. Een paar leden van de fractie vin den het voorstel nogal vergaand. Deze hadden het ook voor mogelijk gehouden dat de sociografische dienst als een secretarie-afdeling was geconstrueerd, welke als een stafafdeling zou worden beschouwd. Hij zegt dit omdat deze leden graag iets meer zouden willen horen, met name over de motivering voor de afzonderlijke dienst. Het merendeel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 178