179
12 MEI 1965.
van de fractie is het dus wel met het voorstel eens.
Ook is de vraag gerezen hoe de verordening precies moet worden bezien.
Vorig jaar is in de raad een verordening geweest voor het beheer van de
gemeentelijke sociale dienst en daarin werd verwezen naar een twee
tal artikelen van de gemeentewet. Deze verwijzing ontbreekt hier. Spre
ker zou graag willen weten hoe de zelfstandige opstelling van de ge
meentelijke sociografische dienst in het kader van de gemeentewet
moet worden gezien.
In artikel 7 van de ontwerpverordening is de taakomschrijving van de
dienst naar voren gekomen. Destijds is bij genoemde verordening voor
de gemeentelijke sociale dienst gevraagd waarom een taakstelling ont
brak. Toen is gezegd dat dit niet nodig was. Het is toch wel prettig dat
uit de verordening blijkt met welke opdracht de dienst wordt belast.
Spreker zou zelfs de suggestie willen doen om bij artikel 7, le lid de
taakindeling wat scherper te stellen. Er staat nu dat onderzoekingen
worden ingesteld ten behoeve van het beleid met betrekking tot de so
ciale, economische en culturele ontwikkeling van de gemeente. Naar
zijn mening dekken deze drie adjectieven niet alles wat de dienst straks
moet gaan doen. Hij stelt voor te gaan spreken van de sociale, econo
mische, stedebouwkundige en culturele ontwikkeling van de gemeente.
De VOORZITTER zegt dat de nieuwe dienst geheel past in de nieuwe
figuratie, zij blijft vooral stedebouwkundige werken verrichten. Verwij
zing naar de gemeentewet is niet nodig, omdat deze tak van dienst geen
financiële zelfstandigheid kent. Het is alleen een bedrijf met een boek
houding waarvan alleen de eindcijfers op de begroting komen. Het
blijft dus gewoon in het cijfermateriaal van de gemeente meelopen, het
is dus geen bedrijf als bijvoorbeeld de gemeentelijke sociale dienst of
het energie- en waterbedrijf. Gemeend is dus dat de dienst belangrijk
genoeg was om het hoofd ervan door de raad te doen benoemen.
De dienst is alleen daarom niet op de secretarie geplaatst omdat er in
dit huis geen plaats is en zij zelf reeds is gehuisvest. Het gaat hier om
9 man welke in hiërarchisch verband veel stedebouwkundige documen
tatie zullen moeten doen. Andere gemeentelijke diensten zullen dus
via burgemeester en wethouders opdrachten kunnen geven.
De heer VAN DEN EEDEN heeft zichzelf de vraag gesteld dat indien
men overgaat tot het in het leven roepen van een bepaalde dienst, deze
dan niet een bepaalde bezetting moet hebben. Wanneer men nu hoort
dat momenteel de bezetting uit 8 personen bestaat, vraagt hij zich af
of deze mensen allemaal in vaste dienst zijn.
Wethouder VERMEULEN zegt dat niet allen in vaste dienst zijn. Hoe
de situatie zich op de duur gaat ontwikkelen zal mede afhangen van
de inzichten van de nieuw te benoemen directeur. Spreker kan zichvoor-
stellen dat er zich een ontwikkeling zal gaan voltrekken op wetenschap
pelijk niveau. De structuur van de dienst zal dus nog wel eens gezijzigd
worden.
De heer VAN DEN EEDEN vraagt of gezegd kan worden hoeveel men
sen er in vaste dienst zijn. Als men een directeur aanstelt, dan lijkt het