193
23 JUNI 1965.
Willen burgemeester en wethouders overwegen of deze tijd niet in rela
tie daarmede kan worden gebracht?
ANTWOORD.
De betekenis van de groenfase voor voetgangers blijkt helaas - ondanks
de door de verkeerspolitie verstrekte folders - tot vele weggebtuikers nog
niet voldoende te zijn doorgedrongen. Groen pretendeert slechts start-
tijd te zijn voor de voetgangers. Wordt het licht rood en bevindt men
zich op de zebra, dan loopt men door tot het eerstvolgende - op rood
staande - voetgangerslicht. Dit laatste bevindt zich aan de overzijde
van de rijweg of - bij brede middenbermen - op de middenberm. Bij
rood licht mogen uiteraard geen voetgangers meer van het trottoir op de
zebra stappen. De tijd tussen begin voetgangersrood en begin groen voor
het rijverkeer van de door de voetgangers te kruisen richting is de z. g.
ontruimingstijd. Alleen deze tijd - en niet de groenfase - dient zo ruim
te zijn, dat men de rijbaan kan oversteken. Dit is bij alle installaties,
welke voorzien zijn van goetgangerslichten, het geval. Bij het ontbre
ken van een middenberm kan de groenfase dus zeer kort zijn; is er wel
een middenberm, waarop een voetgangerslicht staat, dan wordt de duur
van de groenfase zodanig gesteld, dat de voorste groep voetgangers de
middenberm kan passeren. Het ongelimiteerd verlengen van de groen
fase voor de voetgangers kan een ernstige belemmering voor het afslaand
verkeer uit de dwarsrichting ten gevolge hebben.
Indien n. 1. de voorste wagens niet tijdig het kruisingsvlak kunnen ver
laten, lopen de daarop volgende wagens kans meerdere keren voor het
zelfde verkeerslicht te moeten wachten.
Ook voor bejaarden leveren de voetgangerslichten geen onoverkomelij
ke moeilijkheden op, omdat deze op de middenberm kunnen wachten en
de rijweg in twee keer kunnen oversteken.
VRAAG.
De heer BA YENS zegt dat de kwestie van de tuinafscheidingen in de
Hoge Vucht daar nog wat rumoer heeft veroorzaakt. Het kan zijn, dat
niet iedereen artikel 105 van de bouwverordening kent, en misschien
heeft men de artikelen 13 en 14 van het huurcontract over het hoofd ge
zien.
Is het juist, dat alle afscheidingen, die afwijken van de door de gemeen
te gemaakte (en toegestane), dienen te worden verwijderd? Is het juist,
dat de afscheidingen, die in andere wijken als clandestiene bouwsels
veel vroeger zijn aangebracht, successievelijk verwijderd moeten wor
den? Zou het bij het verstrekken van het huurcontract niet gewenst zijn
duidelijk op de artikelen 13 en 14 te wijzen? De gemeente streeft naar
een uniforme regeling; men mag zeggen, dat genoemde wijken strak en
uniform zijn. Zou het mogelijk zijn, dat de gemeente enige afscheidin
gen ontwerpt, die de uniformiteit geen afbreuk doen en waaruit de be
woners een keuze kunnen maken.
ANTWOORD
1. Teneinde in de nieuwe woonwijken "Hoge Vucht" en aangrenzende