206 23 JUNI 1965. Er zullen stellig onderwijzers zijn, die deze mogelijkheden erg goedbe- nutten, maar spreker is ervan overtuigd, dat er zijn die dat om alle mo gelijke redenen niet doen. Hiervoor kan hij begrip hebben doch hij is van mening dat heel veel zou kunnen worden ondervangen door iemand met begrip voor de situatie. Daarom zal de m. o-kracht zich echt moeten voelen als een begeleider en in zekere mate als instructeur. Tenslotte wijst spreker erop dat er toch wel mogelijkheden moeten zijn voor het bijzonder onderwijs om dit te doen. Indien zou worden ingezien dat de uiteindelijke mogelijkheid veel perspectieven biedt en dat er daar door met een aantal bijzondere scholen tot een bepaalde overeenkomst is te komen, zou wel eens kunnen blijken dat het plan levensvatbaar heid heeft. De heer ZIJTREGTOP zegt dat hij zijn vragen heeft durven stellen omdat de antwoorden op de vragen van de heer Vis ook naar zijn mening later zouden worden beantwoord. Hij hoopt dat dan ook zijn vragen aan de beurt zullen komen. Wethouder BASTIAENSEN begrijpt dit volledig en daarover bestaat dus geen misverstand. De cijfers welke de heer Vis vroeg lagen praktisch voor de hand omdat dit cijfers waren, die bij de overwegingen van bur gemeester en wethouders hebben meegespeeld. Spreker wil nog even terugkomen op de z. g. begeleider. Hij heeft de heer Vis in tweede instantie beter begrepen. Bij de heer Vis gaat het er om aan de scholen, waar gymnastiekonderwijs wordt gegeven door onder- wijskrachten, geen vakleerkrachten zijnde, een deskundig man beschik baar te stellen, waar men bij tijd en wijle eens heen gaat om advies te vragen. Hij is van oordeel dat de gemeente dan op de stoel gaat zitten van de rijksconsulent voor de lichamelijke opvoeding. Deze rijks-amb tenaar heeft deze taak. Indien de gemeente nu nog wat uit haar budget zou kunnen missen zou den hieraan wellicht nog middelen kunnen worden besteed. Maar dat is jammer genoeg niet het geval. Doch eenmaal de factor li vaststellende, geeft dit elke school het recht om daarvan gebruik te maken. Indien een school dat niet doet om welke reden dan ook, dan is dit een zaak van de school en we zullen eerst eens af moeten wachten hoeveel scholen over een jaar gebruik hebben gemaakt van de factor li en in hoeverre het bijzonder onderwijs met elkaar 1 - 2 of 3 leerkrachten heeft gevonden om dit gymnastiekonderwijs te geven en welke scholen niet. Spreker is van oordeel dat dan pas bezien zal kunnen worden of voor de scholen, die geen gebruik maken van de factor li het aanstellen van een dergelijke hulpkracht zin heeft. Het is naar zijn overtuiging niet moge lijk twee dingen tegelijk te doen n. 1. de factor li vaststellen en een praktiserende instantie instellen. De heer VIS deelt mede, dat dit zijn bedoeling niet wasTer ver duidelijking benadrukt hij zijn mening, dat zo spoedig mogelijk klaar heid moet worden verkregen, anders zijn er aan alle mogelijke bijzon- dere scholen vakleerkrachten aangesteld. Daarom stelt hij voor zo bur-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 206