213
23 JUNI 1965.
vinden, te worden geboekt, waarna het saldo van de dienst nihil is, en
de balans van de instelling per 31 december 1965 op nul sluit.
Deze inkomst, zo zegt spreker, komt voort uit de liquidatie der posten
krediethypotheken, groot 170.109,30; effecten ad 113.520,18;
het saldo aan voorschotten ad 36.640,48 en de geldleningen, diever-
strekt zijn aan de gemeente ad 268.310,
In rekening-courant had de dienst nog een schuld aan de gemeente van
184.532,14, waaruit dan het kapitaal resulteert van 404. 047,82.
De heer VAN CASTEREN herinnert zich het besluit om het vermo
gen van de B. I. M. Z. naar de gemeente over te brengen.
De raad heeft toen ook besloten de opdracht tot een bepaalde studie uit
het vermogen te betalen. Spreker heeft de door wethouder Meijs opge
somde cijfers niet allemaal kunnen volgen. Hij weet nu enkel dat het
vermogen ongeveer 400. 000, - groot is. Als burgemeester en wet
houders verklaren dat de vermogensovergang formeel voldoende gere
geld is, dan is hij volledig met het voorstel akkoord.
Wethouder MEIJS zegt dat het natuurlijk niet relevant is. Hetvoor-
stel is een formaliteit. Het is echter terecht door de heer van Casteren
dat hij aan burgemeester en wethouders vraagt wat het vermogen nu
uiteindelijk geworden is. Dit blijkt echter uit de door hem gedane mon
delinge mededeling.
Het vermogen bedraagt dus 404.047,82.
In het besluit tot liquidatie van de B. I. M. Z. en overdracht van het
vermogen aan de gemeente door de raad is besloten van het over te
nemen vermogen een bedrag van 25. 000, - af te zonderen voor de fi
nanciering van de kosten voor het schrijven van de geschiedenis van de
B. I. M. Z.
42. WIJZIGING VERORDENING OP DE HEFFING VAN RECHTEN OPEN
BAAR SLACHTHUIS.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
43. WIJZIGING ONGEVALLENVERZEKERING VOOR GEMEENTEBESTUUR.
De heer ZIJTREGTOP rijzen bij het lezen van dit voorstel twee vra
gen, waarvan een al voor een gedeelte is opgelost.
Op de eerste plaats vraagt hij zich af of de omstandigheden nog wel
dezelfde zijn als in 1954, toen het raadsbesluit voor deze ongevallen
verzekering genomen werd. Hij zou zich voor kunnen stellen dat bij de
huidige ontwikkeling van de sociale wetgeving ook voor een burgemees
ter, wethouder of secretaris onder een redelijke regeling zouden vallen
bij schade bij een ongeval, zoals b. v. de hoofden van dienst.
Hij vraagt zich af of een burgemeester, wethouder of secretaris slech
ter af is dan een hoofd van dienst. Indien dit zo is dan kan spreker wel
met het voorstel akkoord gaan, doch hij zou gaarne van burgemeester
en wethouders willen vernemen of deze toestand nog dezelfde is als in
1954.