228 14 JULI 1965. VRAAG. De heer KOERTSHUIS zegt dat de verkeerssituatie op het Stationsplein en directe omgeving meermalen in deze raad is besproken. Ofschoon er reeds diverse maatregelen zijn getroffen blijft het op het Stationsplein nog altijd een gevaarlijke en onoverzichtelijke toestand. Naar zijn mening is een der oorzaken daarvan, dat zowel de stadslijnen als de intercommunale diensten van de B. B. A. daar aankomen en dat alle stadslijnen van dit plein ook weer vertrekken. Bij spreker rijst de vraag of het noodzakelijk is dat alle stadslijnen het Stationsplein aandoen. Is het nu niet mogelijk een ander punt in de stad tot centraal punt van de stadslijnen te maken. Indien hij een suggestie hiertoe mag doen wijst hij op het nieuwe gedeelte van het Kloosterplein. Deze aangelegenheid, behalve de suggesiie, heb ik al eens met de voor zitter van de verkeerscommissie besproken. Gaarne zou spreker verne men of burgemeester en wethouders bereid zijn hierover besprekingen met de directie van de B. B. A. te openen en zo ja het resultaat hiervan aan de raad mede te delen. ANTWOORD. Het belang van handhaving van de functionele relatie tussen het open bare personenvervoer per trein en dat per stadsbus weegt naar onze me ning beduidend zwaarder dan de winst aan overzichtelijkheid, die op het Stationsplein verkregen zou kunnen worden bij wering van de stads bussen van dat plein. Zelfs hebben wij ernstige bezwaren tegen een constructie, waarin het Stationsplein middels een enkele lijn zou worden verbonden met een elders gesitueerde centrale halteplaats; men denke slechts aan de over last, die een dergelijke constructie voor het reizende publiek zou in houden (overstappen al dan niet met bagage; tijdverlies) en aan de ver- voers-economische consequenties (rond aankomst of vertrek van treinen moeten op de overstaplijn meerdere bussen worden ingezet, waarvan buiten die tijden geen rendabel gebruik kan worden gemaakt); boven dien zal het door vragensteller beoogde verkeerstechnische voordeel juist dan, wanneer daar het meest behoefte aan bestaat n. 1. rond aankomst en vertrektijden van personentreinen, weer vrijwel geheel verloren gaan bij realisering van het vervoerspolitieke vereiste, dat de als dan optre dende vervoersvraag door een redelijk vervoersaanbod (hetgeen veelal zal betekenen: meerdere bussen) wordt opgevangen. 2. VOORLOPIGE GOEDKEURING VAN HET ONTEIGENINGSPLAN "HEUS- DENHOUT I". De heer VAN GASTEL zegt, dat in de agenda staat: "toegezonden voor de raadsvergadering van 24 juni 1965". Hij wenst de datum gewij zigd te zien in "23 juni 1965" omdat de vorige raadsvergadering op die datum is gehouden. De VOORZITTER zegt de wijziging te zullen doen aanbrengen. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 228