234 14 JULI 1965. De VOORZITTER zegt, dat het hem niet zou verwonderen als de reparatie van die stang al in het gevraagde bedrag begrepen is. Er zal naar gestreefd worden de belle-stang tot nieuwe luister te brengen bin nen het gevraagde krediet. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 37. TOEKENNING VAN EEN SUBSIDIE AAN DE STICHTING BEJAARDEN- WERK TEN BEHOEVE VAN HET PROJECT: MEDISCH ONDERZOEK BEJAARDEN. 38. HET VOORTBESTAAN EN DE TAAKSTELLING VAN DE BURGERLIJKE INSTELLING VAN WELDADIGHEID "HET OUDE MANNENHUIS". De VOORZITTER zegt, dat deze voorstellen gezamenlijk behandeld zullen worden. De heer BROEDERS zegt eerst iets te willen zeggen over punt 38, omdat dat naar zijn mening in logische volgorde vooraan komt. Hij meent, dat het er over gaat een besluit te nemen inzake de over dracht van het vermogen of een gedeelte daarvan van de burgerlijke instelling aan de gemeente in verband met de bijstand verlenende taak van burgemeester en wethouders. Per 1 januari 1964 heeft het Oude Mannenhuis zijn bijstand verlenende taak overgedragen aan de B. I. M. Z. dus nog voordat er in de wet sprake was van een bijstand verlenende taak. Formeel klopt deze voorstelling van zaken volkomen. In het voor stel staat verder dat als het aangenomen wordt en door gedeputeerde staten wordt goedgekeurd, dat dan het Oude Mannenhuis een instelling van weldadigheid wordt en dat door de inwerkingtreding van de alge mene bijstandswet het Oude Mannenhuis een nieuwe taakstelling moet krijgen. In 1955 is reeds in principe besloten, dat voor het Oude Man nenhuis een koerswijziging zou plaats vinden. De nieuwe taakstelling is in het bijgevoegde reglement omschreven. Spreker gelooft, dat de raad voor een moeilijke beslissing staat als het de bedoeling is de taak stelling van het Oude Mannenhuis, rekening houdende met totaal ge wijzigde omstandigheden dan waarin we nu verkeren, een zinvolle re den van bestaan blijft hebben. Als hij het voorstel goed leest meent spreker toch de vraag te mogen stellen of het voortbestaan van de stichting het Oude Mannenhuis niet hierin gelegen is, dat daarin het beheer van het vermogen plaats vindt en dat de zinvolle aanwending van de beschikbare gelden niet tot de taakstelling van die stichting kan behoren. In dat geval zou de stich ting een bijzonder enge taak hebben. Het nut en de betekenis van het voortbestaan van de stichting het Oude Mannenhuis zal eerst in de toekomst blijken, meent spreker. Hij houdt de mogelijkheid wel open, dat het voortbestaan zinvol kan blijken, doch hij houdt eveneens de mogelijkheid open, dat de raad na verloop van jaren tot de overtuiging kan komen, dat de stichting toch niet die zin heeft, die er redelijkerwijze van verwacht mocht worden. Uit het voorstel blijkt, dat het college van dezelfde gedachte is uitgegaan, omdat er op pagina 4 staat, dat de situatie van het Oude Mannenhuis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 234