241
14 JULI 1965.
verteren. Zijn fractie wil er echter, gezien de belangrijkheid van het
project, wel mee instemmen, mede omdat na 5 jaar deze zaak opnieuw
bezien kan worden.
Spreker hoopt tenslotte, dat het werk met succes zal worden bekroond.
Mevrouw VAN MIERLO sluit zich gaarne aan bij de woorden van
waardering van vorige sprekers. Zij heeft een 4-tal vragen, die zij kort
wil formuleren:
1. willen de bejaarden zelf medewerken; is en blijft het onderzoek vrij
willig
2. het begrip bejaarden is rekbaar; wie zijn bejaarden
3. zij heeft gehoord, dat het onderzoek aan huis verricht wordt;
is medisch onderzoek mogelijk zonder apparatuur
4. zijn de doelstellingen, waarbij gelden gevoteerd werden, bij testa
mentaire beschikking gemaakt en behoeft de wijziging daarvan dan
alleen de goedkeuring van gedeputeerde staten en eventueel nader
hand van de kroon
Naar haar mening behoort hier goedkeuring te zijn van de minister
van justitie.
Wethouder VAN BOXTEL zegt te willen proberen de vele door diverse
sprekers gemaakte opmerkingen zoveel mogelijk te combineren. De
heer Broeders heeft in zijn betoog een voortreffelijke benadering van
het voorstel gegeven. Vanuit zijn formele benadering in het begin komt
hij tot een praktische conclusie waar hij zegt, dat het om praktische
redenen juist gezien is het voorstel te gieten in de vorm waarin het ge
goten is. Dit is een visie die door het college volledig onderschreven
wordt. Het college heeft begrip voor de opmerkingen ten aanzien van
de mogelijkheden en de manipulaties, die met het vermogen van het
Oude Mannenhuis zouden kunnen gebeuren. Uiteindelijk is dit een prak
tische keuze geweest tegen de achtergrond van de mogelijkheden, waar
mede het college meent op de juiste weg te zijn.
De heer Broeders en ook diverse andere sprekers hebben het sociale facet
van het onderzoek genoemd als punt, waarover zij nadere toelichting
wensen. Spreker zegt, dat met name bij de benadering van het sociale
facet een aantal praktische codificaties is opgesteld, waarvan men de
verwachting heeft, dat zij zullen leiden tot een vrij gemakkelijk han
teren van de gegevens. Aan de orde komt bijv. de vraagstelling om
trent de variatie van persoonlijke hulp die eventueel nodig is, het baden
en wassen, het aan- en uitkleden, de maaltijd, het lopen, het trappen
klimmen, de huisvesting, huishoudelijke hulp, dienstverlening vanuit
de maatschappelijke sector enz. Andere vraagstukken, die daarbij ge
codeerd zijn, zijn de mogelijkheid tot reactivering, de verzorging van
echtgenoot of huisgenoot door huisgenoten, of er hulp geboden kan wor
den door familie, vrienden of kennissen, de behoefte aan een wijkver
pleegster of gezinsverzorgster, de maaltijdvoorziening en de nodige
aanpassingen in de woning. Dan komt er nog een aantal codificaties,
die deels van medische en deels van sociale aard zijn, zoals pedicure
voorziening, psychische therapie, spraakvoorziening, bejaardensocië-
teiten en het gaan naar de kerk. Dit zijn de voornaamste facetten, die
in de eerste fase van het onderzoek zullen worden uitgewogen.