264
11 AUGUSTUS 1965.
den krijgen als andere inwoners van Breda.
ANTWOORD.
Hier wordt kennelijk gedoeld op de hier en daar verschijnende antennes
voor het tweede Nederlandse programma.
De voorbereidingen voor het aanbrengen van het 2e net op alle gemeen
telijke woningen met verplichte antenne waarvoor krediet is verleend in
de raadsvergadering van 24 maart jl. zijn gereed. Een dezer dagen wordt
begonnen met het monteren der technische installatie.
VRAAG.
De heer VIS vraagt ten aanzien van het antwoord van b. en w. op een
door hem gestelde vraag over het viaduct bij de Graaf Hendrik III-laan
of uit het woordje "voorshands" moet worden afgeleid dat b. en w. van
oordeel zijn dat bij toeneming van de verkeersintensiteit de door hem
bedoelde voorzieningen nl. de invoegstroken alsnog zullen worden ge
maakt. In dit verband wil spreker op het feit wijzen dat bij het geheel
indentiek viaduct aan het einde van de Claudius Prinsenlaan, waar een
zelfde openheid bestaat en waar eenzelfde trapesiumvormige opening is,
wel deze invoegstroken zijn.
ANTWOORD.
Zodra de verkeerssituatie ter plaatse hiertoe aanleiding geeft, zullen be
doelde invoegstroken alsnog worden aangelegd.
VRAAG.
De heer VAN DUIJL vindt het jammer dat hij nogmaals in de raad
terug moet komen op een vraag, waarop de heer Koertshuis in de vorige
vergadering reeds heeft geattendeerd nlr de wateroverlast, waarvan de
bewoners in de omgeving van de Oranjeboomstraat en Planciusplein heb
ben te lijden. Enige jaren geleden zijn er voorzieningen getroffen, doch
het blijkt dat deze niet van voldoende aard zijn geweest.
De bewoners van die woningen kunnen de kelders, die gebruikt worden
voor het doen van de was of voor de opslag van alle mogelijke zaken,
niet benutten. Vorige week is hem bijvoorbeeld medegedeeld dat een in
een kelder opgeslagen t.v. toestel door de wateroverlast volkomen waar
deloos is geworden. Spreker wijst erop dat de bewoners van deze wonin
gen de kelders niet kunnen gebruiken. In feite betekent dit dus dat zij
woonongerief hebben. Daarom wil hij b. en w. dringend verzoeken te
doen nagaan om afdoende voorzieningen te treffen en zo dit niet moge
lijk is dan ruiterlijk toe te geven dat het onmogelijk is hier een oplossing
voor te vinden.
ANTWOORD.
Verwezen moge worden naar het antwoord op de vraag van het raadslid
de heer Koertshuis, gesteld in de raadsvergadering van 12 mei 1965, en