296
15 SEPTEMBER 1965.
tussenzin moet worden beschouwd, bevattende het eigenlijke grondbezwaar.
Het hoofdbezwaar is, dat de werkzaamheden van adressante zich begeven op
het levensbeschouwelijke vlak. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel
dat datgene, wat in de levensbeschouwelijke sfeer thuis behoort, niet zon
der meer voor subsidie in aanmerking komt. Daaraan kan worden toege
voegd, dat bij de overwegingen van burgemeester en wethouders toch ook
wel de verhouding van de eigen contributies en de afdracht daarvan een rol
speelt.
Het ging in de zinsnede niet om een hoofdbezwaar en dit had dan ook niet
behoeven te worden vermeld.
Op de vraag van mevrouw Krens inzake de zaalhuur moet spreker ontkennend
antwoorden. Spreker meent, dat de verwijzing naar bejaardenwerk e. d. ook
niet geheel juist is, maar hierover zou eventueel de wethouder van sociale
zaken beter kunnen antwoorden.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten, onder aantekening, dat me
vrouw Krens geacht wil worden te hebben tegengestemd,
5. AANSCHAFFING VAN EEN STABIELBRUG.
De heer KRAMER is met dit voorstel niet erg gelukkig, hoewel hij het
met het beoogde doel wel eens is. Het gaat hem om de bestuursconstructie.
Het komt hem een gedwongen situatie voor, waarover hij het volgende zou
willen opmerken. De gemeente schenkt een gymnastiektoestel aan het school
bestuur, dat dit weer verhuurt aan een aantal verenigingen.
De verenigingen betalen huur aan het schoolbestuur, maar de gemeente ont
vangt daarvan niets. Het is eigenlijk nog erger, want de gemeente betaalt
wel het onderhoud. Misschien is het wel wat theoretisch gesteld, maar het
lijkt op oneerlijke concurrentie met andere gymnastiekzalen. Spreker zou
dan ook wel gaarne vernemen hoever dit nu gaat. Komen er nu straks weer
andere toestellen, moet dat meer geld kosten en geldt dit dan voor ieder
een, en waar blijven we met dit alles.
Spreker vreest, dat men dit niet in de hand kan houden.
Tenslotte is het spreker niet duidelijk, wie de aanvrager is geweest, want
dit is uit het voorstel niet op te maken.
Wethouder VAN BIJNEN antwoordt, dat het toestel alleen wordt uitge
leend en dus eigendom blijft van de gemeente. Nu heeft de heer Kramer
een theoretisch uitgangspunt ontwikkeld, dat er op neer komt, dat de ge
meente huur voor het toestel zou moeten vragen, welke door het school
bestuur weer zou worden doorberekend aan de verenigingen.
Als deze de huur dan weer niet kunnen betalen moet de sportstichting deze
in de vorm van subsidie verstrekken en uiteindelijk komt dit dan toch weer
ten laste van de gemeente.
Burgemeester en wethouders hebben gedacht, dat de voorgestelde weg toch
wel de eenvoudigste was, temeer omdat de schoolbesturen bereid zijn ge
vonden om hun gymnastiekzalen in de avonduren ter beschikking te stellen
van gymnastiekverenigingen. Zou dit niet zo zijn dan zou het tekort aan
gymnastiekzalen nog groter zijn dan nu al het geval is.
Op de vraag hoever dit nu gaat kan spreker antwoorden, dat er momenteel
een stuk of drie van deze toestellen in gebruik zijn gegeven. De andere
zijn alle via subsidiëring aan de verenigingen gegeven.