15 SEPTEMBER 1965.
310
Met name dus ook aan Proloog zelf, aan de provincie, aan de betrokken ge
meenten en aan het subsidiëntenoverleg.
Door welke oorzaak dan ook is dit de vorige maal fout gelopen, maar nu wil
spreker alle betrokkenen vooraf waarschuwen, dat de raad zich in de komen
de periode aan de afspraak wil houden. Dit wil niet zeggen dat de gehele
zaak van de subsidiëring voor nu en altijd verloren is, maar als het veran
derd wordt zal men tevoren met de raad overleg moeten plegen.
Spreker zou het bijzonder op prijs stellen als aan de betrokken instanties het
standpunt van de raad duidelijk kenbaar wordt gemaakt.
De heer KROON heeft van de wethouder geen antwoord ontvangen op zijn
opmerking inzake het feit, dat de gemeente naar zijn oordeel gevangene is
van het subsidiëntenoverleg.
Dat is in principe ook hetgeen door de heer Broeders is benadrukt. Toen des
tijds dit overleg is ingesteld heeft spreker gezegd: wij maken als raad van
Breda uit, wat voor Breda noodzakelijk wordt geacht om te voteren voor be
paalde gezelschappen. Daar is toen tegenover gesteld: dat gaat zo maarniet,
wat een provinciale zaak is, is een provinciale zaak.
Nu is dan ook inderdaad wel gebleken, dat Breda afhankelijk is, want men
kan nu moeilijk anders. Spreker herhaalt zijn respect uit te spreken voor de
gunstige wending inzake de verdeelsleutel, maar hij blijft verder bij zijn
standpunt, dat in dit geval niet verder mag worden gegaan, dan het vorig
jaar door de raad is bepaald.
Wethouder BASTIAENSEN heeft in het betoog van de heer van der Werff
het woord "onbehoorlijk" aangetroffen. Het is naar spreker's oordeel altijd
een beetje gevaarlijk om deze zware term te gebruiken. Nu moet men wel
bedenken, dat de kwestie van de hoogte van het subsidie is vastgesteld,bin
nen het subsidiëntenoverleg, en dat door het secretariaat van dit overlegor
gaan door middel van brieven aan de betrokken instellingen kennis wordt ge
geven van de hoogte van het toegekende subsidie.
Men moet daarnaast uitdrukkelijk de brief zien, die Breda aan het subsidiën
tenoverleg heeft geschreven, waarbij de veronderstelling aanwezig was, dat
deze brief een zodanige indruk op de overige leden van het overlegorgaan
zou maken, dat men een zelfde standpunt als dat van Breda zou innemen.
Maar hier zit nu juist het verschil van opvatting: èn door de provincie, èn door
de andere betrokken gemeenten werd een veel ruimer standpunt ten opzichte
van Proloog ingenomen. Vorig jaar heeft spreker al gesteld, dat Breda door
de snelle ontwikkeling en de late indiening van het voorstel gebonden was
aan de feiten, zoals die er nu eenmaal waren.
Er is toen een bepaald bedrag beschikbaar gesteld, maar dat nam niet weg,
dat het instituut al draaiende en verplichtingen moest aangaan voor het vol
gende jaar. Dit moet dus ook in acht worden genomen en daarom vindt spre
ker de term "onbehoorlijk" wel wat sterk en zou hij deze niet direct willen
onderschrijven.
Spreker wil wel zeggen, dat Breda het volste recht had, dat er nu eenmaal
voorwaarden waren gesteld, en dat Breda daarom niet meer wenste te beta
len dan werd overeengekomen. Maar dat is dus een andere zaak.
Het nut voor Breda kan men natuurlijk op verschillende manieren afwegen.
Dan moet men onderscheid maken enerzijds tussen dat gedeelte van de taak
van Proloog, die niet in Breda wordt vervuld, namelijk podiumbeurten, èn