17 NOVEMBER 1965. 359 delt over een onderhandse aanbesteding in plaats van een openbare. In de gemeentewet staat, dat het college voor het houden van een onder handse aanbesteding vooraf de goedkeuring van de raad nodig heeft. Het college is van mening zegt spreker, dat ook aan punt 61 niet zwaar getild hoeft te worden, omdat een openbare aanbesteding in deze tijd door de raad en zeker voor dit soort werk niet meer geduld wordt, zodat opvoor- hand eigenlijk niet verondersteld mag worden, dat een goedkeuring niet zal worden gegeven. Hij geeft echter toe, dat het ook in dit geval elegan ter was geweest, als de aanbesteding na deze raadsvergadering was gehou den, doch anderzijds gelooft hij, dat dit materieel gezien niet.veel aan de prijs zou veranderen. Echt bezwaar heeft hij er tegen als deze zaken zo overtrokken worden als zou het college en hij in het bijzonder zijn portefeuille niet meer in de hand hebben en als gevolg daarvan regelmatig met de raad in conflict lig gen. De heer BROEDERS zegt, dat hij meent dat de wethouder de zaak over trokken heeft, als hij uit zijn woorden begrepen heeft, dat hij wil zeggen, dat het het college uit de hand loopt. Wethouder VERMEULEN zegt bij interruptie, dat de heer Broeders dat ook gezegd heeft. De heer BROEDERS merkt op, gezegd te hebben, dat er een paar voor beelden zijn aan te wijzen, waarin bepaalde zaken uit de hand zijn gelo pen. Hij gaat er daarbij vanuit, dat de wethouder en het college de zaak ten opzichte van de raad volkomen correct wensen te spelen. Daarvan is hij voor wat het college betreft overtuigd met inbegrip van de wethouder van openbare werken. Merkwaardig vindt hij het wel, dat deze twee zaken in één vergadering tegelijk aan de orde komen. Rekening houdend met de instelling van de wethouder zou hij willen zeggen, dat het toch wel kan voorkomen, dat hem iets ontglipt. Onder welke omstandigheden dat ge beurd is, daarop wil spreker niet verder ingaan, omdat hij dat niet kan be oordelen. Spreker heeft bepaald niet willen suggereren, dat er iets fout zou zitten, integendeel. Een woord van kritiek mag hier wel gehoord worden, meent hij, hoewel hij benadrukt, dat dit bepaald niet bedoeld is als kritiek op het beleid van de wethouder. Misschien kan het er toe bijdragen, dat al degenen, die er bij betrokken zijn er op attent zijn, dat het spel tussen het college en de raad juist gespeeld moet worden. Als de zaak zo ligt, dat we moeten zeggen, dat er materieel niet veel verandert, dan meent spreker toch, dat de raad moet beslissen ofwel dat de beslissing aan het college moet worden gedelegeerd. Tot slot zegt spreker nogmaals, dat hij het zou betreuren, als uit zijn woor den verkeerde conclusies zouden worden getrokken. De heer QUADEKKER zegt ten aanzien van punt 61 een ander geluid te hebben willen laten horen. Hij vindt juist, dat de openheid in dit stuk naar voren komt, omdat er de namen van de aannemers in genoemd zijn, ter wijl in andere gevallen, die namen slechts ter visie gelegd werden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 359