362 17 NOVEMBER 1965, 31. GOEDKEURING VAN DE JAARSTUKKEN 1964 VAN HET "OUDEMAN NENHUIS". De heer QUADEKKER zegt dat in de laatste alinea van het voorstel ge sproken wordt over de overheveling van een bedrag bestemd voor het be- jaardenonderzoek naar de post "reserve koersverschillen en effecten".Over de zin: "Tegen deze overheveling bestaat geen enkel bezwaar", wilspre- ker zonder reserve van mening verschillen met het college. Hij meent, dat er "ons inziens" in de zin had moeten staan, omdat de zin, zoals hij er nu staat decreterend is. De VOORZITTER zegt, dat alles wat in de vergadering door het colle ge gesteld wordt "ons inziens" is. Het zou te ver voeren, om dat bij elke zin te herhalen. Hetgeen door het college gesteld wordt is altijd voor cor - rectie door de raad vatbaar. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. 32. GOEDKEURING VAN DE BEGROTINGEN VOOR 1965 EN 1966 VAN HET OUDE MANNENHUIS". Mevrouw VAN MIERLO zegt gezien te hebben, dat al een verhoging van het bedrag heeft plaatsgehad, omdat men op loonsverhogingen etc. heeft moeten rekenen. Zij vraagt wie het tekort suppleert, de gemeente of het Oude Mannenhuis, als het bedrag van 30. 000, - niet toereikend blijkt te zijn. Wethouder MEIJS zegt, dat dan door de gemeente moet worden bijbe taald, omdat het Oude Mannenhuis 30. 000, - beschikbaarstelt en men aanneemt, dat dit voldoende zal zijn. Zelfs een eventuele salarisverho ging is in dit bedrag reeds begrepen. Wethouder VAN BOXTEL is blij, dat dit standpunt door de wethouder van financiën wordt ingenomen. Dat deze dit standpunt inneemt acht hij begrijpelijk, omdat het voortvloeit uit het verhandelde in de afdeling voor de financiën. Hij voegt er aan toe, dat het beschikbaargestelde be drag van 30. 000, - voor het Bredase project slechts een onderdeel is van het in totaal benodigde bedrag. Per jaar is daarvoor ongeveer 125. 000, - nodig. Behalve het Oude Mannenhuis zijn er nog andere belangrijke partici panten, zoals de gemeente en de ziekenfondsen. Spreker acht het denk baar, dat bij eventueel groeiende tekorten, hetgeen men niet altijd in de hand heeft, naast de bestaande fondsen nog andere fondsen gevonden zul len moeten worden, die dan aanvullend optreden. Daarop is het beleid van de stichting bejaardenwerk gericht. Het college is van mening, dat alleen dan een voorstel aan de raad gedaan moet wor den, als vaststaat dat geen andere middelen meer ter dekking van de te korten kunnen worden gevonden. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 362