17 NOVEMBER 1965. 365 Op pagina 2 van het voorstel staat, dat er in de verschillende sectoren van het maatschappelijk leven wordt gedacht en gewerkt aan een nieuwe opzet van de adviesdiensten voor het onderwijs en dat op dit punt op korte termijn geen heldere structuur is te verwachten. Hij hoopt dat de ontwik keling van deze zaak zal gaan in de richting zoals die in het verleden door verschillende raadsleden is bepleit, juist in het belang van allen die daar bij betrokken zijn. Spreker weet wel hoe moeilijk deze zaak ligt en dat blijkt ook wel uit het voorliggende voorstel. Ook hij was na het besprokene op dit gebied van mening, dat een stap in de goede richting gezet kon worden en dat we als gevolg van het mislukken daarvan met een allerminst heldere structuur zit ten, die door het voorstel niet wordt verbeterd. Het blijft dus bij de status quo. Spreker hecht er aan in dit verband nog eens op te merken, dat het hier gaat om adviesdiensten. Heel toevallig heeft hij dezer dagen een artikel van Dr. Pelosi in het katholieke schoolblad van 19 januari j. 1. in handen gekregen, waarin over deze problematiek zeer uitvoerig wordt uitgewijd en waarin Dr. Pelosi nog benadrukt, dat het hier gaat om adviesinstanties. De schrijver merkt op: "De dienst, dat is de schooladviesdienst, die hij in gedachten heeftis geen opvoedingsinstituut. Het gaat dus ook niet om de katholieke opvoeding; de dienst geeft aan volwassen leerkrachten advies inzake de praktische moeilijkheden waarmee ze zitten. Ik heb uitgebreid repertoires nagegaan van taakomschrijvingen voor dit soort diensten, maar niets kunnen vinden, waarop men een noodzaak van een levensbeschouwe lijke dienst zou kunnen baseren". Spreker wil er zich niet over uitspreken of men in Breda zou moeten komen tot een gemeentelijke dienst. Het kan heel goed een samengaan zijn in een stichting, waarin verschillende levensbeschouwelijke groepe ringen betrokken zouden moeten worden. Met het voorstel zoals dat nu ge daan wordt geraakt men in een situatie, die voor spreker's fractie erg on bevredigend is. Hetgeen nu gedaan wordt vindt hij niet meer dan het leg gen van een gebrekkig noodverband en hij is voor dit ogenblik bereid het college bij het leggen van dit gebrekkig noodverband te volgen. Hij blijft echter van mening dat het mogelijk moet zijn, juist in het be lang van allen, die van de dienst gebruik moeten maken, te komen tot een betere vorm van samenwerking dan tot op dit ogenblik mogelijk is ge bleken. Spreker begrijpt niet goed hoe het in de praktijk verwezenlijkt kan wor den om te subsidiëren met ingang van 1 januari 1965 en wil daarover graag nader geïnformeerd worden. De heer VAN DER WERFF zegt, dat de Nederlandse gemeenschap mensen nodig heeft, die zo goed mogelijk intellectueel of anderszins geschoold zijn. Vooral dat anderszins is een element waarin we tegenwoordig nog wel eens tekortschieten, niet omdat er vanuit de scholen geen aandacht aan wordt besteed, maar omdat er vaak op een gegeven moment intern in klas sikaal verband een kortsluiting kan ontstaan. Een kortsluiting die dan ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 365