368
17 NOVEMBER 1965.
hoeve van de toekomst van de kinderen en ook ter voorlichting van het per
soneel dat daaraan behoefte heeft, op een andere basis te stellen dan op de
basis van het subsidiëren van bepaalde stichtingen, die jammer genoeg
overigens niet eens in Breda een "pied terre" hebben. Eigenlijk zou er
naar gestreefd moeten worden een instelling te Breda te krijgen, waar het
kind en waar de ouders desnoods een paar dagen per week terecht kunnen
met hun moeilijkheden.
Het zal de raad duidelijk zijn, zegt spreker, dat, als we daarnaar stre
ven, we daarbij uitzonderlijk voorzichtig te werk moeten gaan, omdat er
opvattingen zijn, zoals de heer Kramer die nadrukkelijk verkondigd heeft,
dat men het werk van deze dienst niet kan losmaken van de levensbeschou
wing van de ouders en van het kind. Voor deze opvatting moet men even
goed respect hebben als voor de opvatting, dat de levensbeschouwelijkheid
bij dit werk van minder belang is.
Wat uit het stuk niet blijkt, maar wat de raad wel weet, zegt spreker,
is dat het college voorzichtig de zaken heeft afgetast. Door de heer Kramer
is gesteld, dat er een adviescommissie zou komen. Dit is inderdaad het ge
val zegt hij, doch alleen als na de eerste stap van het voorzichtig aftasten
er een tweede was gevolgd. Bij de eerste stap werd van de zijde van het
katholiek onderwijs gesteld, dat men doende was om een statuut op testel
len omtrent deze dienst, en dat men er daarbij aan gedacht had aan een
ieder daarbinnen een plaats te geven. Naar de smaak van het college zou
dit instituut bestuurlijk en in zijn uitvoering zodanig breed opgezet moeten
zijn, dat elke richting van onderwijs zich daarbij thuis voelt.
Het college weet, dat daarover in de kringen van het katholiek onderwijs
zwaar van gedachten wordt gewisseld, maar het heeft het vermoeden, dat
die gedachtenwisseling voorlopig niet afgelopen zal zijn.
Het is duidelijk, zegt spreker, dat we in Breda met een grote meerder
heid aan katholieke scholen, maar moeilijk zouden kunnen starten meteen
gemeentelijke dienst of een stichting, als we daarbij niet zouden kunnen
rekenen op de medewerking van die grote meerderheid van het katholiek
onderwijs. Daarom heeft het college gemeend, dat het voor het kind en voor
de ouders belangrijk is, dat zij toch in ieder geval gebruik kunnen maken
van de diensten van de instellingen die subsidie vragen en dat het daarom
billijk is die instellingen subsidie te geven. Bij de rijksoverheid en bij de
rijksinspecteur heeft het zich er van vergewist en is tot de overtuiging ge
komen, dat het niet verantwoord is de verzoeken om subsidie nog langer te
laten liggen, omdat er het eerste halfjaar en misschien wel het eerste jaar
op dit gebied geen duidelijkheid zal komen.
De heer Kramer heeft gevraagd waarom tot geen hoger bedrag gesubsi
dieerd wordt. Spreker antwoordt daarop, dat het verstandig is om niet te
hoog te beginnen, omdat men tevoren nooit weet wat de resultaten van de
subsidie zullen zijn. Bovendien moet men goed bedenken, dat het toeken
nen van een groot bedrag, het in de toekomst wel eens moeilijk zou kunnen
maken om de partijen nader tot elkaar te 'brengen. Dit laatste is bij het
college geen overweging geweest, doch het zou heel goed als argument ge-