370
17 NOVEMBER 1965.
moeten geschieden maar het zal wel voorwaarde zijn.
Waar dit niet meer mogelijk is zal daarmede genoegen moeten worden ge
nomen.
De heer VIS zegt, dat hem een instantie voor ogen staat, waarbij ook
zeer wel rekening wordt gehouden met de door de heer Kramer bedoelde
belangen. In zijn betoog heeft hij ook duidelijk tot uiting laten komen.dat
hij juist in de bestuurlijke sector, maar ook in de sector van de medewer
kers, met de levensbeschouwelijke belangen ernstig rekening zou willen
houden. Spreker meent, dat het bijzonder moeilijk is de scheiding in ver
schillende onderwijsrichtingen zonder meer op dit gebied door te trekken.
Hij heeft ook al met een citaat van Dr. Pelosi aangegeven, dat dit advies
instanties zijn, die een andere functie hebben, waarbij nog komt, en dat
heeft de wethouder nog eens duidelijk beklemtoond, dat hieraan grote fi
nanciële gevolgen vastzitten. Persoonlijk meent hij, dat de dienst in eerste
instantie een servicedienst moet en kan zijn, die voor de Bredase bevolking
gemakkelijk bereikbaar is, hetgeen heel belangrijk is. Bij de verdere ont
wikkeling van het onderwijs zal de taak van deze adviesdiensten veel be -
langrijker worden naar gelang de differentiatie van het onderwijs verder
gaat. Dan zal gezocht moeten worden naar een instantie of naar een cen
traal apparaat, waarbij met de technische en financiële kanten van de zaak
ernstig rekening wordt gehouden en daarnaast natuurlijk ook met de levens
beschouwelijke behoeften die er zijn. Persoonlijk meent spreker, dat het
mogelijk moet zijn om tot een zodanige constructie te komen, dat die voor
alle partijen aanvaardbaar is. Hij dacht, dat de heer Kramer hem in eerste
instantie niet goed had begrepen en hij hoopt nu duidelijker te zijn geweest.
De heer KRAMER zegt de nadere uiteenzetting van de heer Vis en ook
van de wethouder met genoegen aangehoord te hebben.
De mededeling van de wethouder, dat de verzoekende instanties te Breda
geen bureaus hebben, heeft hij niet goed begrepen. Persoonlijk vindt hij
dat niet bezwaarlijk.
Wethouder BASTIAENSEN zegt, dat dit nu juist een van de essentiële
dingen is, die aan een overkoepelend orgaan gesteld moeten worden.
Het is van essentieel belang, dat men met het kind in de eigen plaats of
in de naaste omgeving terecht kan. Als dit moet gaan via een opgave aan
een bureau, dat heel ergens anders zit en dat hier geen werforgaan heeft,
dan werkt dat als een drempel. Hij is er van overtuigd, dat, als we hier in
Breda een werforgaan hadden, zeer veel mensen daarvan gebruik zouden
maken, omdat het zo noodzakelijk is. De heren van der Werff en Broeders
hebben het reeds gezegd n. 1. dat aan de vorming van een kind zo vele kan
ten zitten en dat het belangrijk kan zijn om behalve met de onderwijzer,
die het kind dagelijks meemaakt, ook eens met een deskundige er over te
praten. Dat komt niet tot zijn volle ontwikkeling als men daarvoor bij bu
reaus terecht moet, die ver buiten Breda liggen ook al leven we in de tijd
van de moderne verkeersmiddelen. Heel veel mensen en werkelijk niet de
minst ontwikkelden hebben er nog geen begrip van wat men voor een kind
kan doen en waar men daarvoor terecht moet. De mens wil gemakkelijke
media hebben om van iets gebruik te kunnen maken.