17 NOVEMBER 1965.
371
De heer KRAMER zegt, wel een beetje van mening te verschillen met
de wethouder over datgene wat hij heeft gezegd. Hij vraagt zich af waar
om de wethouder nu ineens zo hard loopt, terwijl hij, dat heeft de heer
Broeders ook reeds gezegd, in het verleden helemaal niet hard gelopen
heeft. De werkwijze van bedoelde bureaus is toch zodanig, dat het onder
zoek te Breda plaatsvindt en daarom zijn we al een eindje op de goede weg,
vindt spreker. Hij ziet niet in, dat men bij zo'n bureau dagelijks terecht
zou moeten kunnen.
Geen antwoord heeft spreker gekregen op zijn vraag of er geen afbakening
moet komen op het terrein van datgene wat de schoolpsychologische dienst
doet.
De heer BROEDERS wil naar aanleiding van de discussie nog graag iets
over deze materie zeggen. Met genoegen heeft hij er kennis van genomen,
dat de heer Kramer geluisterd heeft naar hetgeen hij er over gezegd heeft,
doch hij weet nog niet of de heer Kramer het er mee eens is. Over het le
vensbeschouwelijke, waarover hij reeds eerder gesproken heeft, wil spreker
geen onduidelijkheid laten bestaan. Hij vindt het van bijzonder grote be
tekenis, zulks in tegenstelling met de heer Kramer, dat er te Breda een
duidelijk trefpunt zou zijn voor de ouders, voor de kinderen en voor allen,
die er bij betrokken zijn.
Spreker meent ook uit het voorstel te hebben begrepen, dat het nodig
geacht wordt, dat bij dit werk rekening gehouden wordt met de levensbe
schouwelijke kanten. Hij hoopt, dat bij het samenspel onderzocht zal kun
nen worden waar en in hoever dit op praktische wijze mogelijk is, en dat
daarbij zal blijken, dat heel veel zaken echt goed samen kunnen gebeu
ren en dat er voldoende waarborgen zijn ten aanzien van levensovertuigin
gen. Dat is de structuur, die bij spreker altijd voor ogen heeft gestaan. Hij
gelooft dat we de ontwikkeling van deze materie een dienst zouden bewij
zen, als we die in Breda mede op gang zouden brengen en dat we die niet
moeten laten frustreren door te krampachtig vast te houden aan een opzet,
die misschien dan wel principieel klinkt, maar die in wezen niet zo ver
schrikkelijk principieel is.
Hieruit moet niet afgeleid worden, zegt spreker, dat hij geen waarde
zou hechten aan een volledig respect voor eikaarsovertuiging, maar dat
men bereid moet zijn om af te chequen wat we samen kunnen doen en waar
bepaalde waarborgen moeten worden ingebouwd voor hetgeen voor ons es
sentieel is.
De heer VAN DER WERFF zegt, dat de woorden van de fractievoorzitter
van de K.V.P. hem bijzonder deugd hebben gedaan. Ook hij acht levens
beschouwelijkheid niet van minder belang. De levensbeschouwelijkheid zal
in de differentiatie van het team toch altijd tot uitdrukking komen. Hij
meent, dat er in de raad voldoende mensen zijn, die de overtuiging heb
ben, dat dat ook zal geschieden. Ook spreker acht het om pedagogische re
denen niet juist als men teveel met een leerling gaat slepen. Als de dienst
regionaal is kan men in voortdurend contact met de scholen staan en be
hoeft men zich niet te verkijken.