374 17 NOVEMBER 1965. spreker dat, zoals de algemene bijstandswet soepel werd toegepast, ook de regeling soepel zal worden toegepast en dat men rekening zal houden met de omstandigheden van de persoon en dat niet al te stringent met de norm zal worden gewerkt. In het voorstel staat, dat de regeling een overname is van wat Baarn reeds eerder heeft gedaan. Spreker weet, dat men in Baarn dit voorstel al voor 1 januari 1965, dus voor de inwerkingtreding van de algemene bij standswet, heeft behandeld. Hij vraagt of de onder de oude armenwet ge vestigde krediethypotheken voldoende veilig gesteld zijn, dan wel of dit punt over het hoofd is gezien. De heer KROON zegt, dat in het voorstel bij voorwaarde 2 staat: "De hypothecaire kredieten bedragen ten hoogste 90% van de geschatte waarde, eventueel verminderd met het bedrag tot hetwelk het onroerend goed reeds is bezwaard". Hij zou dit willen veranderen in: .vermin derd met het bedrag, waarmede het onroerend goed eventueel is bezwaard". Wethouder VAN BOXTEL zegt over het hoofd te hebben gezien, dat hij eigenlijk met de door de heer Kroon gemaakte opmerking had moeten be ginnen, omdat daarover reeds in de afdeling is gesproken. Het college kon die suggestie volledig overnemen en het is zelfs juridisch nodig om dat te veranderen. Hij stelt voor, om het woord "eventueel" onder I sub 2 te plaatsen tussen de woorden "goed" en "reeds". Eveneens stelt hij voor om het woord "eventueel" in punt 10 te plaatsen tussen de woorden "gemeente" en "verschuldigde rente". Dit laatste acht het college taalkundig juister, doch het verandert niets aan de inhoud van de regeling. Ten aanzien van de door mevrouw van Mierlo gestelde vraag, zegt spre ker, dat het hem moeilijk lijkt daarover hier in discussie te treden, om dat dat een vrij technisch debat zou worden. In het algemeen stelt hij, dat door het college van burgemeester en wethouders en door het college voor het verlenen van bijstand bij de verlening van krediethypotheken gehandeld wordt als ware er sprake van een normale kredietverlening, zij het dan met de gespecificeerde voorwaarden als in de regeling genoemd. Hij ge looft, dat als in de regeling het begrip "roerend goed" geïntroduceerd wordt, we zouden vervallen in een casuïstiek die binnen de hypotheekver lening een bijzonder moeilijke zaak zou worden en zelfs in het algemeen een onmogelijke zaak. Aan de heer van Gastel antwoordt spreker, dat het college het voorstel ook liever eerder had gepresenteerd. Er is n. 1. reeds lang over gediscus sieerd en er doen in den lande nogal verschillende opvattingen opgeld over de vraag of men de algemene bijstandswet buiten de wet om dient aan te vullen met dit soort regelingen. Breda is na Baarn tot nog toe de enige ge meente, die dit doet, met name in het belang van de cliënt. Het colle ge hoopt, dat als er meerdere gemeenten volgen, dit voor de wetgever in ieder geval een stimulans zal zijn om het verschijnsel opnieuw in de wet op te nemen. Spreker verzekert de heer van Gastel, dat de gebruikelijke souplesse

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 374