8 DECEMBER 1965. 398 kunnen worden betaald in de tweede helft van 1966 uit het te ontvangen rijkssubsidie. Verder wordt medegedeeld dat geen rekening is gehouden met hetgeen in 1966 aan de gemeente Breda verschuldigd is wegens rente en aflossing van de reeds geleende 50.000, -» Spreker moet toch wel zeggen, dat hij een dergelijk beheer wel onverant woord acht, want men heeft dit duidelijk zien aankomen. Men zat vorig jaar reeds in moeilijkheden. Toen is erop gewezen, met name door meer dere leden van de raad en door spreker, dat er eigenlijk op een te royale voet werd geleefd, juist ten aanzien van de filialen. Nu zal weer geholpen moeten worden met een bedrag van 32.000, - ook als lening. Spreker ge looft niet dat daarmede de zaak gered is en ook volgend jaar zal deraad weer voor deze feiten staan, misschien is het dan nog veel erger. De heer van Gastel heeft gewezen op de besprekingen en op een rapport, waarvoor een krediet beschikbaar is gesteld, maar de raad liijgt geen inzage van dit rapport. Dat is voorlopig nóg een gesloten boek. Toch wordt het beleid van burgemeester en wethouders kennelijk aan dit rapport getoetst. Maar de raad blijft in het onzekere verkeren en zou toch de gevraagde ƒ32.000, op tafel moeten leggen. Spreker moet zeggen dat hij daar voorlopig niet voor voelt. De heer MELZER merkt op dat vanuit de raad herhaaldelijk is gewezen op de bijzonder grote subsidielast die het bibliotheekwezen van de gemeen te vraagt. Spreker meent dat de besprekingen over het samengaan van de beide bi bliotheken eigenlijk een beletsel zijn geweest om te treden in excessieve uitgaven van de leeszaal. Spreker is uiteraard overtuigd van de noodzaak van het bibliotheekwezen en van de leeszalen ten behoeve van studievor ming, ontwikkeling en ontspanning en hij is ook bereid daarvoor overheids geld beschikbaar te stellen. Maar hij veronderstelt dat daarvoor nog steeds een verkeerde weg wordt bewandeld. Naar spreker's mening worden de moeilijkheden voor een groot deel veroorzaakt door de kostbare decentra lisatie en de hoge salariskosten. Wat spreker wel weet is dat de lezers wel bereid zijn om naar een centraal punt te komen. Men kan dat op zaterdag middagen waarnemen op het van Coothplein. Spreker heeft zelf enige er varing op het gebied van bibliotheken en hij meent, dat men wel bereid is enige beperkingen te aanvaarden ten aanzien van de uren van openstel ling, terwijl men ook wel bereid is financieel wat meer bij te dragen aan het lezen der boeken, bijvoorbeeld voor ontspanningslectuur. Nu is het natuurlijk eenvoudig te stellen: ik ben tegen het verstrekken van de lening, maar spreker zou toch wel gaarne zien dat er door de raad na dere voorwaarden worden gesteld. Aan het bestuur zou kunnen worden ge vraagd om, rekeninghoudend met opzegtermijnen, een of meerdere de pendances af te stoten. Spreker stelt dit als voorbeeld. De heer QUADEKKER wijst erop dat dit onderwerp in de afdeling voor de financiën is behandeld. In ieder voorstel aan de raad is een zinsnede opgenomen, waarin wordt medegedeeld, dat de raad met een eventueel af wijkend advies van een raadsafdeling in kennis zal worden gesteld. Spreker meent de voorzitter van de afdeling voor de financiën te kunnen vragen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 398