399
8 DECEMBER 1965.
eerste instantie, dus nadat dit agendapunt aan de orde was gesteld, het ad
vies van de afdeling voor de financiën aan de raad mede te delen. Dan
hadden de raadsleden niet een voor een hun mening over dit stuk behoe
ven weer te geven. Dit is geen aanval, alleen maar een verzoek. Deheer
van Gastel heeft letterlijk gesproken over de "stand van zaken inzake de
situatie". Dan zegt hij: door mij en door andere leden van de raad is er
bij een vorige gelegenheid al over gesproken. Spreker's vraag is: waar
blijft de voorzitter van de afdeling voor de financiën? Spreker gelooft dat
het juist is in te haken op wat de vorige spreker heeft gezegd. Men kan wel
zonder meer 32.000,- ter beschikking stellen, maar wanneer deze
32.000, - nodig zijn om de rente en aflossing van de vorige 50.000, -
waar te maken, aan is het inderdaad juist andere voorwaarden te stellen
inzake de zaken van deze bibliotheken. Het gaat daarbij dus niet alleen
om deze katholieke bibliotheek, maar het gehele bibliotheekwezen in
Breda, ook wel elders, verkeert in een bepaalde situatie.
Zonder meer stoppen is niet mogelijk, want ook in de afdeling voor de
financiën zijn dingen aan het licht gekomen, die spreker er nu niet in wil
betrekken, maar die ons, zowel wat Breda als daarbuiten betreft, niet in
een plezierig daglicht stellen. Spreker gelooft dat het wenselijk is - en hij
gaat een vreemde uitdrukking bezigen - voor wat de voorwaarden betreft
er met de vuile voeten door te moeten gaan. Hij zal nu gaarne het ant
woord van de wethouder vernemen.
De heer VAN CASTEREN spijt het dat hij bezwaar moet maken tegen
een aantal uitlatingen van zijn collega's raadsleden, de heren Kroon en
Melzer.
Er is sprake van het voorlopig oplossen van moeilijkheden, maar hij proeft
bij de genoemde heren een ondertoon van wantrouwen, die naar spreker's
mening volstrekt misplaatst is.
Er is geen reden om ten opzichte van deze stichting of van een andere
stichting wantrouwend te staan. Spreker meent dat de houding moet wor
den aangenomen: tezamen naar een oplossing zoeken. Spreker neemt aan
dat de wethouder ook voornemens is in deze geest te spreken, maar hij wil
dit ook gaarne opmerken. Het gaat hier om mensen, die in hun vrije tijd
een belangrijk onderdeel van het algemeen welzijn behartigen. De beide
heren hebben ook gezegd, dat ze dat belangrijk vinden. Spreker houdthet
erop, dat hier met de beste wil wordt getracht een belangrijke voorziening
voor Breda in stand te houden. Wanneer dan, ook vanwege de rijkssubsi
diëring, moeilijkheden ontstaan dan is de raad het meest aangewezen om
de helpende hand te bieden. Zoals het voorstel nu luidt is het alleen maar
een kwestie van het helpen oplossen van liquiditeitsmoeilijkheden. Spre
ker ziet niet in waarom daaraan zulke geladen beschouwingen moeten
worden vastgeknoopt. Uit het gehele voorstel blijkt toch dat eerst in een
later stadium kan worden gesproken over het beleid, dat ten aanzien van
het gehele bibliotheekwezen moet worden gevoerd.
De heer VIS is het uitdrukkelijk eens met de laatste opmerking van de
heer van Casteren, omdat de beoordeling van het beleid inderdaad opeen
later tijdstip zal moeten gebeuren. Spreker verkeert min of meer in een
moeilijke situatie, omdat hij wel kennis draagt van het organisatierap
port, dat is opgesteld ten behoeve van beide bibliotheken, omdat hij be-