39
13 JANUARI 1965.
Dit zijn allemaal zaken die hier in de openbaarheid zo maar gezegd
worden, zonder dat men zich ter zake heeft overtuigd of deze uitlatingen
op enige grond van waarheid berusten en daartegen heeft spreker ern
stige bedenkingen en hij voelt er zich bijzonder onaangenaam door ge
troffen. De heer van Casteren heeft gezegd, zo vervolgt spreker, dat
hij tegen het voorstel ernstige bedenkingen had. Wat behelst het voor
stel eigenlijk Een beroepschrift tegen de weigering aan de heer van
Ginneken, Valkenierslaan 260 van een gevraagde vergunning voor het
bouwen van een garage aan het perceel wat volgens een vigerend uit
breidingsplan niet als zodanig mag worden gebruikt. Spreker meent dat
de raad ter zake alleen maar waardering zou kunnen hebben voor hun
college, wat een door de raad vastgesteld uitbreidingsplan niet zo maar
beschouwd als een stukje speelgoed waarmee naar willekeur kan worden
ehandeld. Spreker zou dus eerder een verwijt van de raad verwacht
ebben wanneer burgemeester en wethouders dit uitbreidingsplan volko
men zouden hebben genegeerd.
De raad kan - wil hij een rechtsgeldig besluit nemen - niet anders ten
aanzien van dit beroepschrift besluiten dan dat het college conform een
bestaand uitbreidingsplan heeft gehandeld en terecht aan van Ginneken
een bouwvergunning voor dat perceel heeft geweigerd.
Deze zaak moet in de discussie goed worden onderscheiden wil men tot
een vruchtbare gedachtenwisseling kunnen komen. Als men dit niet uit
elkaar houdt lijkt het voor de buitenwereld of burgemeester en wethou
ders, met voorbijzien van particuliere belangen, met een bepaalde on
welwillendheid en bepaalde vooringenomenheid in het kader van de voor
geschiedenis en zonder dat zij er wettelijk toe gedwongen waren beslo
ten zouden hebben om deze firma in haar verdere ontwikkeling te dwars
bomen.
In het voorstel van de heer van Caulil, wat ook in de afdeling van open
bare werken een rol heeft gespeeld, om het voorstel maar aan te houden,
ziet spreker persoonlijk weinig heil. Hij heeft toegezegd dit met het
college te bespreken. Het college ziet voor aanhouding ook geen reden
omdat de zaak duidelijk is. Er is geen mogelijkheid voor misverstand,
afgezien van alle subjectieve overwegingen die in de schoenen van bur
gemeester en wethouders of van ambtenaren van openbare werken worden
geschoven. Met een maand uitstel wordt alleen bereikt dat over een
maand dezelfde moeilijkheid opdoemt, omdat het college terecht in
overeenstemming met het uitbreidingsplan de bouwvergunning heeft ge
weigerd.
Dit mag niet zo worden gezien dat het college er geen begrip voor heeft
dat hier geraakt wordt aan het bestaan van mensen. Het college heeft
echter alleen getracht het uitbreidingsplan te hanteren zoals dit door de
raad was vastgesteld. Evengoed is het, net als de raad, ervan overtuigd
dat hoe dan ook moet worden getracht deze mensen in de toekomst hun
bestaan te laten en zo mogelijk dit bestaan uit te laten bouwen. De ge
vraagde correctie inzake het clandestien bouwen kan spreker tot zijn
spijt niet geven. Hij gelooft niet dat dit in het voorstel is vermeld. Er
is niet clandestien gebouwd. Er is echter geen vergunning verleend voor
de bouw van een garage maar voor een magazijn. Dit maakt de ontwik
keling van de zaak wel anders.