400
8 DECEMBER 1965.
stuurslid is van de andere openbare leeszaal en bibliotheek in Breda.
Het is inderdaad .juist dat burgemeester en wethouders onder de gegeven
omstandigheden het rapport niet ter inzage hebben gegeven, omdat het is
uitgebracht aan de beide leeszalen en ter inzage is verstrekt aan burge
meester en wethouders. Bovendien gaat het ook over interne zaken en per
sonen, zoals in de memorie van antwoord bij de begroting 1966 al is me
degedeeld. Spreker meent dat ook in dit opzicht de houding van burge
meester en wethouders volledig juist is.
De situatie waarin de bibliotheken in Breda verkeren is moeilijk. Finan
cieel is de situatie van de r. k. bibliotheek het moeilijkst. Maar het is
niet alleen een vraagstuk, dat zich beperkt tot de stad alleen. Het is een
algemeen vraagstuk, hetgeen blijkt uit de pogingen, die op verschillende
plaatsen worden gedaan om te komen tot meer centralisatie en samenvoe
ging van verschillende bibliotheken. Dit heeft ook al enige malen succes
opgeleverd.
Nu ligt er een ongewoon voorstel ter tafel, namelijk het voorstel om een
instelling, die in liquiditeitsmoeilijkheden verkeert, een lening te ver
strekken. In heel veel gevallen is, bijvoorbeeld bij organen van maat
schappelijk werk, in een dergelijke situatie wel een of ander subsidie ge
geven.
Rekening houdend met de concrete situatie ten aanzien van de r. k. lees
zaal is net aan de orde zijnde voorstel juist te achten. Spreker heeft bo
vendien wel het vertrouwen dat er een goede oplossing komt.
Het is in elk geval zo, dat er bij de besturen van beide leeszalen ernstig
naar wordt gestreefd om tot een bevredigende oplossing te komen. Daar
om kan spreker akkoord gaan met het voorstel van burgemeester en wet
houders.
De heer VAN DER ZWAN wil zich aansluiten bij de woorden van de
heer van Casteren. Het voorstel betreft het verstrekken van een lening om
de r. k. bibliotheek uit haar liquiditeitsmoeilijkheden te helpen. In dit
licht is deze zaak ook in de afdeling voor de financiën bezien. Hij is het
eens met de heer van Casteren dat het op dit moment, nu er zo weinig
concrete gegevens over de r. k. openbare leeszaal ter beschikking staan,
geen zin heeft principiële beschouwingen te gaan houden. Spreker zou nu
zeker niet verder willen gaan dan het voorstel op zijn eigen merites te be
zien.
Wethouder MEIJS wil, als antwoord op hetgeen de heer Quadekker heeft
opgemerkt, allereerst zeggen, dat het niet gebruikelijk is voor de raads
vergadering de notulen te hanteren van een zo recente afdelingsvergadering,
omdat dan de notulen nog niet door de leden dier afdeling zijn goedge
keurd.
Maar het is een goed gebruik te accepteren dat leden der afdeling hun stem
voorbehouden, zodat men zonder enig bezwaar in de raadsvergadering over
de zaak kan discussiëren. In de betrokken afdelingsvergadering heeft spre
ker overigens tot slot gezegd, dat hij verwachtte, dat wethouder Bastiaen-
sen de nader gewenste informatie zou verstrekken. De nodig geachte vra
gen kunnen derhalve zonder bezwaar in de raadsvergadering worden ge
steld.