40 13 JANUARI 1965. Toen de heer van Ginneken een bouwvergunning aanvroeg, was van de beginne af eigenlijk de bedoeling het magazijn niet als zodanig te ge bruiken. In subjectieve geest is geredeneerd: "nu ja laat maar, het ga ragebedrijf is een stuk bestaan, wij zullen hem daarbij niet lastig vallen". Dit is echter nog iets anders dan toestemming te geven tot verdere uit breiding. Er is ook de kwestie geweest met de benzinepompen. Het is algemeen bekend dat de situering ter plaatse erg ongelukkig is, het per ceel ligt bijna op de hoek van de kruising Valkenierslaan met de Upe- laardreef, de kant van de Blauwe Kei op. Op het ogenblik staan daar al een aantal auto's op de openbare weg, een ontwikkeling welke al meer in Breda is te zien. Opgetreden wordt al in de Oranjeboomstraat en de Markendaalseweg. Als het garagebedrijf van van Ginneken daar zou blijven, zou dit in de toekomst noodgedwongen weer tot maatregelen leiden, welk even zo veel keren als achtervolgingsmaatregelen van de gemeente ten opzichte van van Ginneken zouden kunnen worden uitgelegd en welke in feite slechts noodzakelijk waren voor de verkeersveiligheid. Spreker is pas vandaag medegedeeld dat van Ginneken sinds 1940 bij de kamer van koophandel staat ingeschreven. In de discussie en de beslui ten doet het echter weinig ter zake. De heer van Casteren vond het een beetje onbegrijpelijk dat de daar in de buurt liggende terreinen allemaal bestemd zijn voor kleine industrie- en of bedrijven en dat nu net uitgezocht lijkt - spreker scherpt dit nog even toe - of dat stukje grond een andere bestemming heeft gekregen. Als de heer van Casteren het uitbreidingsplan goed had bekeken, dan had hij kunnen vaststellen dat de gebouwen aan de kant van de Valke nierslaan met de achtertuinen deze bestemming hebben en dat het daar achter liggend terrein inderdaad de bestemming heeft gekregen voor kleine bedrijven en industrie. Een mogelijkheid om de man te helpen kan dus, zuiver technisch gezien, alleen door wijziging van het uitbreidingsplan, in die zin, dat de be stemming van het perceel waar de heer van Ginneken nu woont, in dit incidentele geval wordt omgebogen tot terrein, bestemd voor kleine industrie. Met behulp van artikel 20 der wederopbouwwet zou dit kun nen, doch dan moet de normale procedure worden gevolgd, o. a. van ter visie leggen en goedkeuring verkrijgen van gedeputeerde staten. Even aannemend dat gedeputeerde staten goedkeuren - waar volgens spreker geen kans op is - dan blijft de moeilijkheid van het bebouwings percentage van 50 voor de terreinen bestemd voor kleine bedrijven. De bebouwingsdichtheid bekijkend en vergeleken met die 50<7<> dan zou, zelfs na planwijziging met toepassing van artikel 20, de zaak nog niet rond zijn. Dit is voor het college een reden te meer, om tot de raad te zeggen dat als de man geholpen moet worden, niet op iets moet wor den geinsisteerd, waar geen uitzicht op is. De ontwikkeling van de wijk zal het verder in de toekomst onmogelijk maken dat het bedrijf er blij vend wordt uitgeoefend. De heer van Caulil heeft gevraagd of er nog iets naders was te zeggen. Hierop kan spreker antwoorden dat hij vanmorgen, in aanwezigheid van de directeur van openbare werken, mevrouw van Ginneken heeft ont vangen. Met haat is hetzelfde gesprek gevoerd als vele van de raadsle den die hier vanmiddag het woord hebben gevoerd. Hij kan dit allemaal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 40