416 15 DECEMBER 1965. De raad weet, dat Uw college op dit punt diligent is, maar het leek me juist, om hierop bij deze begrotingsbehandeling nog eens de aandacht te vestigen, met name ook, omdat dit plan grote invloed kan hebben op het te voeren financieel beleid. Wanneer door Uw college namelijk gesteld wordt, dat dit gigantische project de zuiver plaatselijke belangen èn draagkracht ver te boven gaat, dan zijn er, voor zover ik zie, slechts twee mogelijkheden, ofwel: - Breda ontvangt extra financiële tegemoetkomingen; of - de begroting kan in komende jaren niet sluitend worden opgesteld. Over de financiële verhouding rijk - gemeenten wil ik thans geen lang betoog houden. Met de kerngedachte, dat een objectieve regeling de ba sis dient te zijn, kan ik zeer wel instemmen. Een volledige objectiviteit kan - een ieder zal daarvoor begrip hebben - niet worden bereikt. Dat de centrumfunctie van Breda, door de fictieve begrenzing van de agglomeraties bij het inwonertal van 150. 000 inwoners niet wordt erkend en dat onze gemeente geen baat heeft bij de verfijning "Vestigingsplaats voor instellingen van wetenschappelijk onderwijs" is echter ronduit teleur stellend te noemen. Temeer, omdat algemeen wordt aangenomen, dat ook onze gemeente in de komende jaren een bijzondere bijdrage zal heb ben te leveren in de expansie ontwikkeling van de provincie Noord-Bra bant. Een ontwikkeling die, ook gezien vanuit het landsbelang, bijzonder hoog moet worden aangeslagen. Het komt mij voor, dat hiervoor nog geen voldoend daadwerkelijk be grip bestaat bij de Rijksoverheid. Toch zou dit redelijk en voor Breda be langrijk zijn. Uw voorstel, om de beleidslijn van een sluitende begroting ook voor het jaar 1966 voort te zetten, steunt volgens Uw mededeling - pagina 3 van Uw antwoord - mede op het inzicht in de algemene landelijke finan- ciële ontwikkeling, Uw inzicht in de algemene landelijke financiële ontwikkeling wordt - voor zover ik kon nagaan - niet verder verduidelijkt. In de nota van aanbieding worden wel vermeld de verwachtingen met betrekking tot de ontwikkeling van de uitkeringen uit het gemeentefonds, Daaruit wordt wel duidelijk welke inkomsten, zonder te grote risico's, op dit onderdeel kunnen worden geraamd. In het verleden zijn geen te grote risico's genomen, terwijl in algeme ne zin geen al te sterke en onnodige bezuinigingen of lastenverzwaringen zijn doorgevoerd. Dat is een compliment voor de opstellers van de begro tingen. Duidelijk is ook, dat steeds meer inzicht wordt verkregen in de prakti sche toepassingen van de geldende regelingen. Niet duidelijk is voor mij, welk inzicht Uw college heeft met betrekking tot de algemene landelijke financiële ontwikkeling - die zo sterk afhankelijk is van de economische ontwikkeling in ons land - en welke invloed daardoor wordt uitgeoefend op de begroting. Aan de hand van bekende inzichten en ervaringscijfers kan wel een stij ging van de inkomsten worden geraamd, terwijl tevens verwacht mag wor den dat met hetzelfde bedrag minder kan worden gerealiseerd. Het nu voor gestelde beleid ten aanzien van het investeringsvolume heeft dan ook onze instemming.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 416