419 15 DECEMBER 1965.. dit punt en ik weet, dat je er verstandig aan doet een broedende kip niet te storen, maar wel in de gaten te houden. Soms verwaarloost de kip zich zelf en broedt zich dood; het gebeurt dat het beest blijft doorbroeden op onbevruchte eieren - wij hadden daarvoor destijds een klankrijkere bena ming, doch die wordt mogelijk in deze raadzaal niet verstaan en als je er kippe-eieren hebt ondergelegd mag je niet verwachten dat er eende- kuikens uitkomen. Dat er nu wat meer in de openbaarheid komt over structuur en werk zaamheden van de W.E. B. acht ik een gelukkig verschijnsel. Aan de tot standkoming van de W. E. B. heb ik in 1960 van harte mijn medewerking gegeven en ik heb daar nog geen spijt van. In een artikel in "De Stem" van 6 november j.l. wordt door deW. E. B„ - voorzitter - tevens voorzitter van deze raad - gezegd dat het "de bedoe ling was de West-Brabantse burgemeesters aan één gesprekstafel te bren gen en zo een einde te maken aan de grote onderlinge verdeeldheid". De W.E. B. doet dat door onderlinge contacten en door studies, waar van de resultaten in rapporten worden vastgelegd. De W.E. B. komt, aldus voornoemd artikel, niet tot daden, doch ze kan die slechts voorbereiden en uitlokken. In die zin is mijns inziens ook te verstaan de bijdrage die de W, E. B. wil leveren tot de ruimtelijke ordening in West -Brabant door de vervaar diging van een "raam-structuurschets". Dat zich daarbij nogal wat moei lijkheden kunnen voordoen is duidelijk, mede gelet op het feit dat de W. E. B. een intergemeentelijk overlegorgaan is, dat geen enkele gemeen te kan binden. Bij dit intergemeentelijk overlegorgaan zijn de raden - of zo U wilt de burgerij - niet of nauwelijks betrokken. Zelf heb ik - aangewezen door deze raad - zitting in de contactraad, maar ik moet U zeggen, dat ik me in dit opzicht een wat eenzame figuur voel. De raad heeft nog maar enke le keren vergaderd en het contact tussen W. E. B. en gemeenteraad kan er niet of nauwelijks mee worden verbeterd. Als er in voornoemd artikel wordt gesteld dat - naar het schijnt - 'van- uit de contactraad geen contructieve ideeën naar voren zijn gekomen, dan zou ik er toch wel op willen wijzen, dat ik in de laatste vergadering een nadrukkelijke suggestie heb gedaan over de taak van de W.E. B. inzake de stimulering van concrete samenwerking van gemeenten. Contact en studie kan de mentale instelling gunstig beïnvloeden, doch een en ander dient uit te monden in samenwerkingsvormen die het kader scheppen waarin handelend kan worden opgetreden. Anders gezegd; con tact en studie zijn belangrijk, doch het dient daar niet bij te blijven. Er zijn verschillende redenen waarom ik dit bij deze begrotingsbehan deling nadrukkelijk aan de orde stel. Het vraagstuk van de ruimtelijke or dening stelt zich - ook in de zogenaamde agglomeraties - zeer nadruk kelijk. Als bestuurders zullen we in het belang van de harmonische ontwik keling van Breda en omgeving daarop snel een passend antwoord moeten geven. Nu zou men met de burgemeester van Zevenbergen kunnen stellen.dat het heil verwacht moet worden van het provinciaal bestuur, dat als "bui tenstaander" objectief te werk kan gaan en bovendien de wettelijke be voegdheid heeft om de gemeentebesturen te vertellen hoe het moet. Met deze stelling zou ik niet graag meegaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 419