420
15 DECEMBER 1965.
De streek of de agglomeratie heeft zélf een taak. Wel ben ik van oor
deel, dat het provinciaal bestuur moet ingrijpen als op lager niveau niet
met voortvarendheid wordt gewerkt.
De ontwikkeling in de agglomeratie Breda geeft me wel enige reden
tot zorg. Mag ik dat wat verduidelijken?
In de geleidebrief bij de provinciale begroting wordt letterlijk het vol
gende gesteld:
"In de Baronie van Breda is in het intergemeentelijk structuuroverleg de
laatste jaren vertraging opgetreden. Vooral in verband met een grenswij-
zigingsvoorstel van Breda en Prinsenbeek is dit verschijnsel sterker aan het
licht getreden. We zullen in de nabije toekomst stappen ondernemen de
vertragende factoren zo mogelijk weg te nemen, zodat kan worden gewerkt
aan de herziening van het streekstructuurplan. Tussen Breda en Prinsenbeek
is overeenstemming bereikt inzake een gebiedsruil. Deze zaak moet wor
den bezien mede in verband met het streekstructuuroverleg in de Baronie".
Bij de schriftelijke behandeling stelt het college van gedeputeerde sta
ten onder meer, dat
"indien het intergemeentelijk overleg niet, of niet snel genoeg tot resul
taat komt, wij niet zullen aarzelen gebruik te maken van onze wettelijke
bevoegdheden.
Voor de grondruil, welke Breda en Prinsenbeek zijn overeengekomen, zul
len wij de totstandkoming van een grenswijzigingswet bevorderen, doch
zulke pogingen zullen in het geval als het onderhavige meer kans van sla
gen hebben, wanneer een daartoe strekkend voorstel wordt ondersteund door
een streekstructuurplan"
Aard en omvang van de vertraging zijn mij niet bekend, maar U zult
begrijpen dat een snelle afhandeling van zaken in deze door ons worden
gewaardeerd, omdat de verdere ontwikkeling van onze stad, anders ernstig
in het gedrang zou kunnen komen.
Maar los van het concrete object van deze gebiedsruil dringt zich als
het ware de volgende vraag naar voren. Beantwoordt de intergemeentelij
ke samenwerking aan de eisen die daaraan in de huidige situatie - gezien
tegen de achtergrond van de te verwachten ontwikkeling - gesteld moeten
worden? Draagt de intergemeentelijke samenwerking - die zich bovendien
in een beslotenheid voltrekt - niet noodzakelijkerwijs tè sterk het kenmerk
van het compromis?
In de inleiding die Ir. Quené van de Rijksdienst voor het Nationale Plan
hield voor de leden van de Kamers van Koophandel in Noord-Brabant, lees
ik
"dat de gedachte van een intergemeentelijk streekplan in beginsel onjuist
is. Bij het ontwerpen van een streekplan immers is juist het bovengemeen-
telijke, dat wil zeggen het regionale of zelfs het bovenregionale belang
in het geding. Voor het behartigen van die belangen is de gemeente niet
aangewezen, die taak valt in ons staatsbestel toe aan provincie en rijk.
Juist in Noord-Brabant, waar het in deze fase bij de vormgeving van stads
gewesten in menig opzicht aankomt op een keuze - onder meer om de keu
ze van de dorpen die voor verstedelijking in aanmerking komen - mag niet