424
15 DECEMBER 1965.
Na lezing van het overzicht met betrekking tot het aantal ingeschre
venen bij het bureau huisvesting van 1 november 1965, kan ik de volgen
de gedachte moeilijk kwijtraken.
- Er zijn nog altijd mensen - en het aantal is echt niet zo gering - die van
vóór 1960 staan ingeschreven in de categorie "woningnood"35 medisch,
73 zeer urgent en 25 urgent. Concreet betekent dat meer dan 130 gezin
nen reeds meer dan zes jaar in woningnood verkeren.
Voor deze gezinnen is dat een bijzonder trieste ervaring. Waar de oor
zaken van deze voortdurende woningnood liggen, is niet precies duidelijk.
Uit de formulering op pagina 1 van dit overzicht krijg ik de indruk, dat er
onder andere gebrek is aan:
- goedkope woningen in een nette of betere buurt; en aan
- goedkope woningen met een ruime slaapcapaciteit; goedkope woningen
dus voor grotere gezinnen.
Wel wordt in het overzicht ten aanzien van de huren gesproken over de
wensen van de ingeschrevenen. Zonder meer kan hier dus niet uit worden
afgeleid, dat deze mensen geen hogere huur kunnen betalen. Beschikt Uw
college in deze over nadere gegevens?
Als namelijk vaststaat dat deze mensen niet binnen afzienbare tijd ge
holpen kunnen worden voor een huurprijs die ze redelijkerwijs kunnen be
talen, dan vraag ik me toch af, of de gemeenschap bij de oplossing van
deze nood niet de helpende hand moet bieden. Ik zie het bijna als een uit
daging aan ons gemeentebestuur.
De overheid betaalt jaarlijks belangrijke bedragen voor maatschappelijk
werk en bijzonder gezins- en wijkwerk. De gelden, besteed aan de oplos
sing van te lang durende woningnood lijken mij in dit kader bijzonder nut
tig te zijn besteed. Een bijzondere nood vraagt ook bijzondere maatrege
len,
Voor een andere groep wil ik ook Uw aandacht vragen. Dat is de groep
die in het overzicht wordt aangeduid als de aanstaande echtparen. Is het
mogelijk de normen voor deze categorie te verruimen? Met belangstelling
wacht ik het antwoord van Uw college af.
UITVOERING ALGEMENE BIJSTANDSWET.
Op pagina 47 van Uw antwoord worden enkele mededelingen gedaan
over de uitvoering van de Algemene Bijstandswet. Meegedeeld wordt on
der andere, dat per 1 januari 1966 de budgetmethode wordt vervangen door
de loonmethodiek, hetgeen - als ik goed geïnformeerd ben - een verbete
ring van de normen tot gevolg zal hebben. Deze nieuwe bijstandsnormen
zullen ter kennis worden gebracht van de raad.
Ik heb er alle vertrouwen in, dat de uitvoering van de A. B. W. in Breda
in goede handen is. Toch wil ik Uw aandacht vragen voor een bijzonder as
pect bij deze uitvoering. Dat is het vraagstuk van de openbaarheid. Uit
een aantal perspublicaties zou zijn af te leiden, dat er nogal wat gemeen
ten zijn, die huiverig zijn om bijvoorbeeld de normen te publiceren of die
daar zelfs afwijzend tegenover zouden staan.
Naar mijn mening is dat strijdig met de bedoeling en opzet van de wet.
In deze wet wordt het recht op bijstand vastgelegd en de logische conse
quentie daarvan is, dat de burger ook zo duidelijk mogelijk over zijneven-