15 DECEMBER 1965.
425
tuele rechten wordt ingelicht. Bovendien kan openbaarheid van de normen
tot gevolg hebben, dat deze normen in het algemeen kritisch worden be
zien, waarbij het mogelijk kan zijn, dat - goed gedocumenteerd en be
argumenteerd - voor verbetering of aanpassing wordt gepleit. Deze moge
lijkheid acht ik bijzonder belangrijk voor het volledig slagen van deze
nieuwe wet.
Nu weet ik wel, dat bij openbaarmaking van de geldende rechten.de
nodige zorgvuldigheid moet worden betracht. Een voorlichting die te ho
ge verwachtingen wekt of erg onduidelijk is, kan alleen maar de verwar
ring vergroten. Het is voor mij nog altijd een vraag of de introductie en
de begeleiding van de wet in dit opzicht wel voldoende is geweest. Toch
ben ik principieel voorstander van een zo groot mogelijke openbaarheid.
Dat houdt in, dat naar mijn mening niet alleen de raad, doch ook de be
roepskrachten in het maatschappelijk werk, de vakbeweging en de pers.
over de bijstandsnormen moeten kunnen beschikken. Daarbij is het tevens
belangrijk, dat over de interpretatie van het "bescheiden vermogen", de
regeling van bijzondere gevallen en - zo het besluit van de raad de ver
eiste goedkeuring verkrijgt - de werking van de krediethypotheken, duide
lijke voorlichting wordt verstrekt.
Gaarne verneem ik van Uw college of U het met deze zienswijze eens kunt
zijn en zo ja, op welke wijze U deze openbaarheid wilt bevorderen.
ONDERWIJS EN CULTUUR.
Op het onderwijs in Breda wil ik bij deze algemene beschouwingen niet
zo diep ingaan. In de loop van het jaar zijn reeds enkele belangrijke za
ken uitvoerig behandeld en mijn inzichten zijn ook bij de voorgaande al
gemene beschouwingen duidelijk gebleken. Enkele korte opmerkingen:
- De nieuw bouwplannen voor de gemeentelijke technische school komen
blijkbaar moeilijk van de grond. Er is nu de verwachting dat op korte
termijn toestemming zal worden verleend voor het opstellen van eenlo-
kalenplan. Wat verstaat U onder een "korte termijn"?
- Naar het zich laat aanzien wint het middelbaar onderwijs - ook als voor
bereiding voor het hoger onderwijs - in onze stad steeds meer aan bete
kenis. Het wil mij voorkomen, dat een spreiding van dit onderwijs over
de stad - en ik denk daarbij aan de uitbreidingen in Breda-Noord - de
toename van het leerlingental nog gunstig zou kunnen beïnvloeden. Zijn
er naar het oordeel van Uw college mogelijkheden om deze spreiding te
bevorderen?
Hetgeen ik nu ga zeggen over de cultuur stond al op papier voordat ik
het cultuursurvey mocht ontvangen.
Toch heb ik mijn tekst niet gewijzigd al zou ik, bij tijdige kennisneming
van dit stuk, enkele opmerkingen iets anders hebben geformuleerd.
Het subsidiebeleid in de culturele sector is altijd een wat moeilijke
aangelegenheid. Het merkwaardige feit doet zich voor, dat het in het al
gemeen geen tegenspraak ontmoet als gesteld wordt, dat een volk iets over
moet hebben voor de cultuur, doch dat over de vraag, aan welke instan
ties en tot welke hoogte gelden beschikbaar moeten worden gesteld, er
groot verschil van mening kan ontstaan. Uit het tot nu toe gevormde be-