426 15 DECEMBER 1965. leid meen ik de volgende conclusies te mogen trekken: 1. Breda is bereid, om met de provincie en de andere grote steden in Brabant, het Brabants Orkest, het Brabants Conservatorium en het Zui delijk Toneel - en in mindere mate ook proloog - blijvend te subsi diëren; 2. getracht wordt het publiek uit Breda en omgeving voor tentoonstellin gen, muziekuitvoeringen en toneelvoorstellingen te interesseren. In feite wordt ook dit werk zwaar gesubsidieerd. Ik loop mogelijk vooruit op een voorstel dat te zijner tijd in de raad ter behandeling zal worden aangeboden, maar ik doe dit naar aanleiding van een mededeling, die aan de provinciale staten werd verstrekt. Vol gens deze mededeling werd in principe overeenstemming verkregen, om voor het subsidiëntenoverleg op wettelijke basis, een gemeenschappelij ke regeling te treffen. De bedoeling zal ongetwijfeld zijn, een gedegen beoordeling van het beleid der gesubsidieerde instituten mogelijk te maken. Het gevolg is te vens, dat de uit deze gemeenschappelijke regeling voortvloeiende kosten, zonder meer op onze begroting moeten worden opgenomen. Is deze ont wikkeling inderdaad te verwachten en wanneer kunnen we het desbetref fende voorstel verwachten? Uit de krant heb ik vernomen, dat de heer van Velzen ontslag zou ne men als directeur van "De Beyerd". Is dat juist en heeft Uw college zich al over zijn opvolging beraden? En heeft het eventuele heengaan van de heer van Velzen ook gevolgen voor de werkwijze bij het fonds artistieke werken? Ook daar had de heer van Velzen immers een taak. PERSONEELSBELEID. Over het personeelsbeleid heb ik enkele jaren geleden al eens enkele vragen gesteld. Daarbij ging het me niet over detailkwesties, doch over de grote lijn van dit beleid en over de vaststelling van bevoegdheden on der andere ten aanzien van de wethouder, belast met personeelszaken. Dat er hier een problematiek ligt blijkt uit Uw antwoord op pagina 3, waar U wijst op de problematiek op het gebied van samenwerking, on derlinge communicatie en coördinatie. Op pagina 25 van Uw antwoord lees ik dat een nota met betrekking tot het praktisch personeelsbeleid bij Uw college in behandeling is. Het ligt voorts in Uw bedoeling een dergelijke - niet dezelfde - nota te be spreken met de hoofden van dienst en met de commissie van overleg. Of de laatste nota in onze raad aan de orde komt moeten we - volgens Uw antwoord - afwachten. Bij het ontbreken van gegevens kan ik moeilijk beoordelen of een be spreking in de raad nuttig effect kan hebben. Mogelijk is de nota die bij Uw college in behandeling is voor de raad interessanter dan de nota die straks besproken gaat worden met de hoofden van dienst en de commissie van overleg. In het algemeen wil ik dit stellen. Het personeelsbeleid in detailza ken behoeft geen punt van bespreking te zijn in de raad. Met betrekking tot de hoofdpunten kan mijns inziens een nadere informatie - eventueel gevolgd door een gedachtenwisseling - nuttig zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 426