427 15 DECEMBER 1965. CONTACT MET DE BURGERIJ. Als het gaat over een perschef of een ambtenaar voor de public-rela tions blijken het college en de raad een andere taal te spreken. Ik heb het gevoel, dat we elkaar dan niet goed verstaan. Vorig jaar is over ditvraag- stuk het een en ander gezegd. Het gaat over de presentatie van het eigen werk, niet aan de deskundigen, de kenners van het overheidsbedrijf, maar aan de gewone burgers, de inwoners van deze stad, die zo nauw betrok ken zijn bij al hetgeen hier gebeurt en die dat vaak zo slecht kunnen vol gen. Het gaat daarbij ook nog om de presentatie naar buiten. Dat vraagt een speciale instelling. Daarvoor heb je een vakman nodig. Vorig jaar heb ik mijn mening duidelijk weergegeven en de heer Vis is daarop nog nader ingegaan. Voorlopig blijf ik een perschef of een ambte naar, speciaal belast met de public-relations, belangrijk vinden. Deeni- ge moeilijkheid vind ik dat de lasten van de begroting daarmee vergroot worden. Toch mag ik voor dit vraagstuk nogmaals Uw aandacht vragen. Met Uw college zijn we van mening, dat een te overhaast instellen van commissies met bestuurlijke bevoegdheden, gevaren met zich mee brengt. Als ik het goed zie tekenen zich twee stromingen, waarmee we re kening moeten houden, duidelijk af: - centralisatie van die functies die een behartiging op grote schaal vragen; en - decentralisatie dü&r waar dit mogelijk is. Bij de installatie van de agglomeratieraad Eindhoven zei de commis saris van de koningin het volgende: "Bij alle maatschappelijke evolutie, bij alle schaalvergroting, blijft de maat van de mens dezelfde. Schaalvergroting impliceert voor de gelijk gebleven mens het gevaar voor vereenzaming; hoe groter de eenheid, des te groter het effect van het ver loren gaan in de massa. Daarom ook en daarom vooral: binnen de grote gemeenten en binnen het stadsgewest bewust decentraliserend besturen". Het benutten van de kennis en de daadkracht van vele burgers is ten voordele van de gemeenschap en van die burgers zelf. Ongetwijfeld wordt daaraan in onze gemeente al heel veel gedaan. Ik denk daarbij aan ver schillende stichtingen en aan de commissie van overleg voor het maat schappelijk werk. Ten aanzien van deze commissie wil ik U vragen of een andere struc tuur - ik denk hierbij aan het zogenaamde platform - door U mogelijken gewenst wordt geacht. De verhoudingen in deze raad zijn goed. Ik mag stellen, dat onze frac tie dat hogelijk waardeert. Naar eerlijke overtuiging zetten we ons in, op dat onze prachtige stad zich zo moge ontwikkelen, dat het voor iedereen hier goed leven en werken zal zijn. Als we daaraan een steentje mogen bijdragen is ons werk niet tevergeefs. Respect hebben we voor iedereen die zich in deze geest wil inzetten voor het werk in de raad. Ik vertrouw dat deze instelling altijd het kenmerk zal blijven van deze raad. Mag ik Uw college danken voor het vele werk en Uw prettige verstand houding met de raad. Uiteraard gaat mijn dank ook uit naar de ambtena-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 427