13 JANUARI 1965. 42 dragen. Zijn stem kan hij niet anders uitbrengen. Spreker wil zelfs dank brengen voor de manier waarop en de bereidwil ligheid waarmede het college dit heeft willen doen. Duidelijk wil hij stellen volledig met burgemeester en wethouders ak koord te gaan. Hij spreekt de hoop uit dat men zal slagen tot een heel bevredigende oplossing te komen. De heer VAN CASTEREN heeft gehoord dat de wethouder - en terecht - hem en nog enkele andere leden heeft verweten dat niet vanuit de juiste opvatting is gesproken. Voor zichzelf wil hij dit graag corrigeren. De stellingname van het college is inderdaad zoals die moet zijn. De moeilijkheid bij hem, en niet bij hem alleen, was de menselijke redenering van een buitenstaander die zegt dat die g-ens van de bestem ming er zo typisch ligt en dat het logisch zou zijn als dat kleine stukje er bij werd getrokken. Dit was de strekking van spreker's betoog in eerste instantie. Hierbij heeft hij verwezen naar de kleine industrieën aldaar. Bouw der garage detoneert daar helemaal niet. Hierom zou spreker het het prettigst vinden om het voorstel, hangende de bespreking over de mogelijke aankoop aan de overkant, aan te hou den. Dan kan van Ginneken zelf zijn verzoekschrift intrekken en hoeft de raad niet te beslissen over de ongegrondheid ervan, want hier blijft spreker moeite mee hebben. De heer BROEDERS zegt die moeite niet te hebben na de bijzondere goede toelichting van de wethouder. Deze heeft gewezen op het door de raad zelf genomen besluit, waaraan het college zich moet houden en op de vraag of als artikel 20 der wederopbouwwet zou worden toegepast, gedeputeerde staten goedkeuring zouden verlenen. De zaak zal slechts een duidelijkheid winnen wanneer een besluit wordt genomen als in het pre-advies wordt voorgesteld. Wethouder VERMEULEN kan onderstrepen wat de heer Broeders in 2e instantie heeft gezegd. De heer van Casteren kan spreker slechts voor houden dat het besluit rechtens is genomen. In beroep wordt door de raad vastgesteld dat het besluit van burgemeester en wethouders niet an ders had kunnen zijn dan dat het is. De VOORZITTER is van mening dat na het door de wethouder gegeven zeer evenwichtig antwoord de raad overtuigd is. Ook een harde wet is een wet die door de wethouder gehandhaafd moet worden. Daarnaast is er het nieuwe voorstel, waardoor de mogelijkheid wordt geschapen dat de mensen op de long run veel beter af zijn dan zij zelf gedacht hebben. Spreker hoopt dat de raad nu wel bereid is - behoudens degenen die wen sen geacht hebben tegen te stemmen - het voorstel van burgemeester en wethouders te volgen. De heer VAN CASTEREN wil zijn stem juist niet aan het voorstel geven omdat hij ongegrondverklaring nog niet nodig vindt. Aanhouden is ook mogelijk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 42